ECLI:NL:RVS:2008:BG4091

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800934/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding aanvraag afgewezen door de raad van de gemeente Beek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 januari 2008, waarin de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag om planschadevergoeding die door de raad van de gemeente Beek op 16 december 2004 is afgewezen. De rechtbank vernietigde het besluit van de raad van 13 april 2006, waarin het bezwaar van [appellant A] en de maatschap ongegrond werd verklaard. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het hoger beroep zijn aangevuld in februari 2008.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 oktober 2008 behandeld. Vaststaat dat de maatschap op 14 juni 2002 is ontbonden, waardoor het hoger beroep van de maatschap niet-ontvankelijk is verklaard. De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de gemeenteraad schadevergoeding kan toekennen aan belanghebbenden die ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijden. De rechtbank heeft ten onrechte niet beslist over de vraag of [appellant A] ten gevolge van het bestemmingsplan "Kern Beek" schade lijdt, aangezien hij op de peildatum eigenaar was van perceel 1.

De Afdeling verklaart het hoger beroep van [appellant A] gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Maastricht voor verdere behandeling. Tevens worden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld en wordt de gemeente Beek gelast het griffierecht aan [appellant A] te vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 12 november 2008.

Uitspraak

200800934/1.
Datum uitspraak: 12 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], waarvan de vennoten zijn [appellant A] en [vennoot], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1317 van de rechtbank Maastricht van 3 januari 2008 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Beek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2004 heeft de raad van de gemeente Beek (hierna: de raad) de aanvraag om planschadevergoeding van [appellant A] en [appellante B]] (hierna: de maatschap) afgewezen.
Bij besluit van 13 april 2006 heeft de raad het door [appellant A] en de maatschap daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 januari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellant A] en de maatschap daartegen ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en het besluit van 13 april 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en de maatschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 februari 2008.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2008, waar [appellant A] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.B.M. Lemmens, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vaststaat dat de maatschap op 14 juni 2002 is ontbonden, zodat deze ten tijde van het instellen van hoger beroep niet bestond. Derhalve is het hoger beroep, voor zover dit is ingesteld door de maatschap, niet-ontvankelijk.
2.2. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel tot 1 juli 2008 luidde en voor zover thans van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.3. In het op 10 februari 2000 door de gemeenteraad van Beek vastgestelde bestemmingsplan "Kern Beek" zijn de gronden gelegen aan de [locatie 1] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Beek, sectie […] nummer [A] (hierna: perceel 1) en sectie […] nummer [B] (hierna: perceel 2) bestemd voor "Centrumdoeleinden I" met nadere aanduiding "Kantoordoeleinden met een bedrijfsvloeroppervlakte inclusief bijgebouwen groter dan 150 m2 (KG)". Voordien waren deze gronden in het "Uitbreidingsplan aanwijzende de bestemmingen in hoofdzaak" bestemd voor "Bebouwde kommen met hoofdwegen en aanwezige bebouwing" zonder nadere gebruiks- en bebouwingsvoorschriften.
2.4. [appellant A] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad terecht heeft geoordeeld dat de schade ten gevolge van het gewijzigde planologische regime voorzienbaar is geweest.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 16 maart 2005 in zaak nr.
200400527/1), kan voor planschade uitsluitend de waardevermindering van onroerend goed waarvan de verzoeker eigenaar is ten tijde van de peildatum voor vergoeding in aanmerking komen. Alleen het vermogen van de eigenaar wordt daardoor rechtstreeks getroffen.
Met betrekking tot perceel 2 blijkt uit de stukken dat [appellant A] op 14 juni 2002 eigenaar is geworden van dit perceel, derhalve ruimschoots nadat het bestemmingsplan "Kern Beek" op 10 februari 2000, zijnde de peildatum, is vastgesteld. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat het verzoek om planschadevergoeding reeds om die reden niet voor inwilliging in aanmerking kwam.
2.4.2. Met betrekking tot perceel 1 blijkt uit de notariële akte van 31 juli 1990 dat [appellant A] sinds die datum eigenaar is van dit perceel en dat de eigendom tot aan de vaststelling van het bestemmingsplan "Kern Beek" niet in andere handen is overgegaan. Uit de aangevallen uitspraak blijkt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat niet alleen het beroep van de maatschap, maar ook dat van [appellant A] betrekking had op perceel 1 en dat [appellant A] op de peildatum eigenaar was van dit perceel. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte niet beslist over de vraag of [appellant A] ten gevolge van bestemmingsplan "Kern Beek" geen schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en of deze planschade in zoverre voorzienbaar was.
het betoog slaagt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet, mede in aanmerking nemend dat de rechtbank aan een beoordeling van de bij haar voorgedragen beroepsgronden voor zover het perceel 1 betreft, niet is toegekomen, aanleiding de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar haar terug te wijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.6. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart [appellante B] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het hoger beroep van [appellant A] gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 januari 2008 in zaak nr. 06/1317;
IV. wijst de zaak naar de rechtbank Maastricht terug;
V. stelt de door [appellant A] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge driehonderdtweeëntwintig euro) en bepaalt dat de rechtbank Maastricht beslist omtrent de vergoeding van deze kosten;
VI. gelast dat de gemeente Beek aan [appellant A] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Groenendijk
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008
164-230.