ECLI:NL:RVS:2008:BG4066

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801560/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming Faunafonds voor schade door grauwe ganzen aan maïs

In deze zaak heeft het Faunafonds op 20 juli 2007 een verzoek van [verzoeker] om een tegemoetkoming in de schade veroorzaakt door grauwe ganzen aan zijn maïsperceel in Poederoijen afgewezen. Het Faunafonds stelde dat [verzoeker] onvoldoende maatregelen had genomen om de schade te voorkomen. Na een bezwaarprocedure verklaarde het Faunafonds het bezwaar ongegrond op 12 september 2007. De rechtbank Arnhem oordeelde echter op 10 januari 2008 dat het Faunafonds ten onrechte had afgewezen, omdat de combinatie van maïs en grauwe ganzen niet expliciet in het Handboek Faunaschade was opgenomen, en dat [verzoeker] niet kon worden verweten dat hij geen preventieve maatregelen had genomen.

Het Faunafonds ging in hoger beroep bij de Raad van State, die op 12 november 2008 uitspraak deed. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar verbeterde de gronden waarop deze was gebaseerd. De Raad oordeelde dat het Faunafonds onvoldoende had gemotiveerd dat de schade voor [verzoeker] voorzienbaar was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [verzoeker] niet in redelijkheid rekening hoefde te houden met schade door grauwe ganzen aan zijn maïs, gezien de afwezigheid van deze combinatie in het Handboek.

De Raad van State concludeerde dat het Faunafonds de mogelijkheid had om alsnog een dragende motivering te geven voor zijn afwijzing, maar dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200801560/1.
Datum uitspraak: 12 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van het Faunafonds,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/4188 van de rechtbank Arnhem van 10 januari 2007 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2007 heeft appellant (hierna: het Faunafonds) een verzoek van [verzoeker] om een tegemoetkoming in de door grauwe ganzen aan het gewas maïs op een door hem gebruikt perceel in Poederoijen veroorzaakte schade afgewezen.
Bij besluit van 12 september 2007 heeft het Faunafonds het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 januari 2008, verzonden op 25 januari 2008, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het Faunafonds bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 3 april 2008.
[verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2008, waar het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. J.C.Q. Bult, werkzaam in zijn dienst, en [verzoeker], bijgestaan door mr. J. Dijkstra, advocaat te Assen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) is er een Faunafonds dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorend tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming, als bedoeld in voormelde bepaling, slechts verleend, voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijne laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling), voor zover thans van belang, kan het bestuur van het Faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade met inachtneming van enkele voorwaarden.
Volgens artikel 6, eerste lid, kan het bestuur uitsluitend een tegemoetkoming verlenen voor schade, veroorzaakt door diersoorten, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b van de Ffw, die door vraat, betreden, verontreiniging, graven, wroeten en vegen aan bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of visserij is veroorzaakt.
Volgens artikel 7, eerste lid, zal het bestuur een tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2, slechts verlenen, indien en voor zover naar zijn oordeel de grondgebruiker de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.
Volgens het tweede lid, staan maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperking van schade, waarvan het bestuur meent dat deze naar eisen van redelijkheid en billijkheid door de grondgebruiker kunnen worden genomen vermeld in het door het bestuur vastgestelde Handboek Faunaschade. Indien een grondgebruiker een niet in het Handboek Faunaschade vermeld verjaagmiddel wil aanwenden, legt hij het gebruik van het middel vooraf schriftelijk voor aan het bestuur.
Volgens het Handboek Faunaschade (hierna: het Handboek) is het Faunafonds van oordeel dat de grondgebruiker, om voor schadevergoeding in aanmerking te kunnen komen, een aantal van de in het Handboek vermelde maatregelen moet hebben getroffen. In het algemeen moet de grondgebruiker minimaal twee van de vermelde preventieve maatregelen hebben toegepast en kunnen aantonen dat deze maatregelen daadwerkelijk zijn genomen.
2.2. Aan de afwijzing heeft het Faunafonds ten grondslag gelegd dat [verzoeker] naar zijn oordeel op het schadeperceel geen of onvoldoende voorzieningen heeft aangebracht of zich inspanningen heeft getroost om de schade te voorkomen of te beperken. [verzoeker] zou tenminste twee van de in het Handboek vermelde maatregelen preventief hebben kunnen toepassen, doch heeft dat niet gedaan, aldus het Faunafonds.
Het Faunafonds heeft daaraan in het besluit van 12 september 2007 toegevoegd dat de schade voor [verzoeker] voorzienbaar was. Hij wist of had redelijkerwijs kunnen weten dat maïs een aantrekkelijk gewas is voor ganzen, waardoor een verhoogd risico op schade aan het gewas bestaat. Zware regenval is verder geen omstandigheid die op het Faunafonds kan worden afgewenteld, aldus dat besluit.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat van [verzoeker] in redelijkheid niet kon worden gevergd dat hij juist vanwege de mogelijkheid van extreme weersomstandigheden rekening zou houden met de vernieling van de maïs door grauwe ganzen. In het Handboek zijn de in aanmerking komende preventieve maatregelen afgestemd op de combinatie gewas - diersoort. De grondgebruiker kan aan de hand van dit Handboek bepalen, welk type schade mogelijk te verwachten is, door welke diersoort en welke preventieve maatregelen hiertegen genomen kunnen worden, aldus de rechtbank. De combinatie maïs - gans is in het Handboek niet vermeld. [verzoeker] hoefde niet bedacht te zijn op het ontstaan van schade door grauwe ganzen aan de door hem verbouwde maïs en om die reden bestaat geen grond voor het oordeel dat hij ten onrechte geen preventieve maatregelen heeft genomen om die schade te voorkomen, aldus de rechtbank.
2.4. Het Faunafonds betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat de schade voor [verzoeker] weldegelijk voorzienbaar was. In de akkerbouwsector is algemeen bekend dat maïs een aantrekkelijk gewas is voor ganzen. Het gaat niet om uitzonderlijke schade. Volgens het Faunafonds mag [verzoeker] bekend worden verondersteld met het feit dat hevige regenval tot een groter risico op schade leidt. Als een bepaalde combinatie gewas en schadeveroorzakend dier niet in het Handboek voorkomt, betekent dat niet dat de grondgebruiker geen preventieve maatregelen hoeft te nemen om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte doorslaggevend geacht dat het Handboek de combinatie maïs - gans niet met zoveel woorden vermeldt. Maïs is bovendien een graansoort en deze combinatie is wel in het Handboek opgenomen, aldus het Faunafonds.
2.4.1. Hoewel het Handboek de grauwe gans bij het onderdeel graan vermeldt als schadeveroorzakende diersoort, is deze niet opgenomen bij het afzonderlijke onderdeel maïs in de kolom schadeveroorzakende diersoorten. In het Handboek is geen verbinding gelegd tussen grauwe ganzen en maïs. Onder die omstandigheden kon het Faunafonds voor de motivering van zijn oordeel dat de schade aan het perceel maïs voor [verzoeker] voorzienbaar was en hij dus ten onrechte geen preventieve maatregelen heeft genomen, niet volstaan met de enkele mededeling dat [verzoeker] wist of had kunnen weten dat maïs een aantrekkelijk gewas is voor ganzen.
Dat in de akkerbouwsector, als gesteld, algemeen bekend is dat maïs aantrekkelijk is voor ganzen en uit schadecijfers over de jaren 2005, 2006 en 2007 volgt dat in Nederland ieder jaar schade aan maïs wordt toegebracht door grauwe ganzen, is als motivering evenmin onvoldoende, ook gelet op het beperkte aantal gevallen van schade veroorzaakt door grauwe ganzen aan maïs, in relatie tot het totale aantal schadegevallen.
Het Faunafonds heeft zijn oordeel dat de schade voor [verzoeker] als professionele grondbewerker voorzienbaar was daarom onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. De rechtbank heeft het besluit van 12 september 2007 dan ook terecht, zij het niet op juiste gronden, vernietigd. Het staat het Faunafonds vrij om desgewenst alsnog een dragende motivering voor dat oordeel te geven.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008
350-581.