ECLI:NL:RVS:2008:BG3407

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800763/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor opslagruimte in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond op 25 oktober 2006 geweigerd om aan [appellant] vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor het realiseren van een opslagruimte op een perceel in [plaats]. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] op 15 januari 2007 ongegrond. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 14 januari 2008 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 5 november 2008 werd behandeld.

De Raad van State oordeelde dat het bestemmingsplan "Herziening Centrum 't Hout" aan het perceel de bestemming "Erf II" heeft toegekend. De rechtbank had terecht vastgesteld dat het bouwplan voor de opslagruimte in strijd was met het bestemmingsplan, met name wat betreft de maximaal toelaatbare goot- of boeihoogte en de maximaal te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen. De Raad van State bevestigde dat de bouwvergunning alleen kan worden verleend na het verkrijgen van vrijstelling, en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze vrijstelling te weigeren.

De Raad van State wees erop dat het college het bouwplan vanuit planologisch oogpunt niet wenselijk achtte, onder andere vanwege het ontbreken van een herkenbaar onderscheid tussen de hoofd- en bijmassa en de steile dakhelling van de opslagruimte nabij de perceelgrens. Dit zou afbreuk doen aan het leefklimaat van de omwonenden. Bovendien waren er alternatieve bouwplannen denkbaar die wel voldeden aan de planvoorschriften.

Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat er geen vergelijkbaar geval was. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200800763/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/780 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college) geweigerd [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het realiseren van een opslagruimte op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 15 januari 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2008, verzonden op 16 januari 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en mr. B. Kruse, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Herziening Centrum 't Hout", waarin aan het onderhavige perceel de bestemming "Erf II" is toegekend.
De rechtbank is tot het juiste oordeel gekomen dat het bouwplan voor de opslagruimte in strijd is met het bestemmingsplan wat betreft de maximaal toelaatbare goot- of boeihoogte en de maximaal te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen.
De bouwvergunning kan ingevolge artikel 46, derde lid, van de Woningwet derhalve slechts worden verleend nadat vrijstelling is verleend.
2.2. Anders dan [appellant] betoogt, is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat niet kan worden gezegd dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vrijstelling te weigeren. Daaraan heeft de rechtbank terecht ten grondslag gelegd dat het college het bouwplan vanuit planologisch oogpunt niet wenselijk vindt vanwege het ontbreken van een herkenbaar onderscheid tussen de hoofd- en bijmassa en vanwege de steile dakhelling van de opslagruimte dichtbij de perceelgrens en dat het bouwplan zou resulteren in een hoge bebouwing dichtbij de perceelgrens, hetgeen afbreuk doet aan het leefklimaat van de direct omwonenden. Daarbij heeft het college tevens in aanmerking kunnen nemen dat alternatieve bouwplannen denkbaar zijn die wel passen binnen de voorwaarden van de planvoorschriften.
2.3. Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel faalt. Ten tijde van het verlenen van de bouwvergunning in 1986 aan de buurman van [appellant] voor de bouw van een werkplaats met een hoogte van 6 meter, gold ter plaatse nog geen bestemmingsplan, zodat van een vergelijkbaar geval geen sprake is.
2.4. Hetgeen [appellant] verder nog heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunt voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
202.