ECLI:NL:RVS:2008:BG3406
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- L. Groenendijk
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van kinderopvangtoeslag door college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het beroep van [appellante] tegen de beëindiging van haar kinderopvangtoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond werd verklaard. Het college had op 21 februari 2006 besloten om de maandelijkse tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, die op grond van de Wet kinderopvang werd verstrekt, per 1 januari 2006 te beëindigen. Dit besluit volgde op de beëindiging van de uitkering van [appellante] op grond van de Wet werk en bijstand, die al op 1 januari 2005 was stopgezet.
Na het indienen van bezwaar door [appellante] op het besluit van 21 februari 2006, verklaarde het college dit bezwaar op 14 juni 2006 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank, die op 17 januari 2007 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. [appellante] ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, die de zaak ter behandeling doorstuurde naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2008 werd de zaak behandeld, waarbij het college werd vertegenwoordigd door mr. F. Darwisch-Willeboordse. De Afdeling overwoog dat het betoog van [appellante] in hoger beroep een herhaling was van eerdere argumenten en dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld. De Afdeling concludeerde dat [appellante] niet voldeed aan de vereisten voor kinderopvangtoeslag, aangezien haar uitkering al was beëindigd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.