ECLI:NL:RVS:2008:BG3383

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800981/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • H. Troostwijk
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor woningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin het beroep van de appellant tegen de vrijstelling en bouwvergunning voor het oprichten van twee woningen op een perceel in Oldenzaal ongegrond werd verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal had op 23 januari 2007 vrijstelling en een bouwvergunning verleend, ondanks dat het bouwplan in strijd was met de bestemmingsplannen "De Essen" en "De Essen, 12e uitwerking, gebied 7". De appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat er een goede ruimtelijke onderbouwing voor de vrijstelling was. Hij voerde aan dat de groenstrook waarop een deel van het bouwplan zou worden gerealiseerd, door de gemeenteraad was aangemerkt als structuurgroen en niet mocht worden uitgegeven volgens de beleidscriteria.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 23 september 2008 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van de appellant met betrekking tot de groenstrook niet aan de orde konden komen, omdat de waarde van de groenstrook niet zodanig was dat het verlenen van vrijstelling in de weg stond. De rechtbank concludeerde dat het college toereikend had gemotiveerd waarom de waarde van de groenstrook niet van belang was voor de vrijstelling. Ook werd geoordeeld dat het college niet verplicht was om te motiveren waarom gekozen was voor twee woningen in plaats van één, en dat het college had aangetoond dat het bouwplan een meer samenhangend beeld zou creëren.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 5 november 2008.

Uitspraak

200800981/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/666 van de rechtbank Almelo van 28 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van twee woningen op het perceel [locatie] te Oldenzaal.
Bij besluit van 11 mei 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door P.H.J.M. Bolhaar, en het college, vertegenwoordigd door B.H.M. Ankone, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is in strijd met de bestemmingsplannen "De Essen" en "De Essen, 12e uitwerking, gebied 7". Om realisering ervan mogelijk te maken, heeft het college vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat aan de vrijstelling een goede ruimtelijke onderbouwing als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO ten grondslag ligt. Daartoe voert hij onder meer aan dat de groenstrook, waarop een deel van het bouwplan zal worden gerealiseerd, door de gemeenteraad is aangemerkt als structuurgroen en verder dat de groenstrook volgens de "Herziene beleidscriteria 2006; Uitgifte openbaar groen" (hierna: de beleidscriteria) niet mag worden uitgegeven.
2.2.1. De beleidscriteria hebben betrekking op de wijze waarop verzoeken om uitgifte van grond met zogenaamd niet-structureel groen worden beoordeeld en aan welke criteria daarbij moet worden voldaan. Op bij de beleidscriteria behorende groenstructuurkaarten is aangegeven welk groen niet zal worden uitgegeven.
2.2.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de beroepsgronden met betrekking tot de verkoop van de groenstrook in deze zaak niet aan de orde kunnen komen. Hetgeen over de uitgifte van openbaar groen in de beleidscriteria wordt vermeld, is hier in zoverre dan ook niet van belang.
Het college heeft uiteengezet dat de groenstrook, die bestaat uit een grasstrook en drie berken, betrekkelijk klein is en geïsoleerd ligt van de doorgaande groenstrook en ligt ingeklemd tussen particuliere percelen. Verder heeft het erop gewezen dat op de groenstrook de bestemming "doeleinden van verkeer en verblijf" rust en dat ingevolge de voorschriften behorende bij die bestemming de gehele strook kan worden bestraat. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat het college aldus toereikend heeft gemotiveerd waarom de waarde die aan de groenstrook moet worden toegekend, ook al is ze aangemerkt als structuurgroen, niet van dien aard is dat het verdwijnen daarvan aan het verlenen van vrijstelling in de weg staat.
Voorts heeft de rechtbank in de omstandigheid dat het college ter zitting heeft meegedeeld dat de groenstrook abusievelijk is aangemerkt als structuurgroen, terecht evenmin aanleiding gezien voor vernietiging van het besluit op bezwaar, reeds omdat die fout geen gevolgen heeft voor het standpunt van het college in deze zaak omtrent de waarde van de groenstrook.
Anders dan [appellant] verder betoogt, was het college niet gehouden te motiveren waarom is gekozen voor twee woningen in plaats van één. Het diende te beslissen op het bouwplan zoals dat is ingediend en te bezien of daarvoor een goede ruimtelijke onderbouwing kon worden gegeven. Daarbij heeft het college er voorts op gewezen dat als gevolg van het bouwplan een meer samenhangend beeld ontstaat tussen de groenstructuur en de woningbouw, dat een meer samenhangende stedenbouwkundige structuur ontstaat en dat de nieuwe vrijstaande woningen met kap goed aansluiten bij de schaal van de bestaande bebouwing.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat aan de vrijstelling een goede ruimtelijke onderbouwing als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO ten grondslag ligt. Het betoog faalt.
2.3. In hetgeen [appellant] voor het overige naar voren heeft gebracht, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO heeft kunnen verlenen ten behoeve van het oprichten van de twee woningen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
457.