ECLI:NL:RVS:2008:BG3378

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708824/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Antonia Korvezeetuin door college van gedeputeerde staten van Noord-Holland

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Antonia Korvezeetuin" door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het college heeft op 23 oktober 2007 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de raad van de gemeente Heerhugowaard op 20 februari 2007 was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld in februari 2008. De zaak is op 26 september 2008 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellanten als vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het college niet verplicht was om de indieners van zienswijzen te horen voordat het besluit over de goedkeuring werd genomen. De appellanten betoogden dat zij ten onrechte niet waren gehoord, maar de Raad oordeelde dat de bezwaren van de appellanten al bekend waren bij het college. Het college had gedeeltelijk goedkeuring aan het plan onthouden, omdat de raad met de gewijzigde vaststelling van het plan ongemotiveerd was afgeweken van het verkeersbeleid. De Raad van State concludeerde dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat het plan in strijd was met de wet en dat de besluitvorming onzorgvuldig was.

De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 5 november 2008.

Uitspraak

200708824/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Heerhugowaard (hierna: de raad) bij besluit van 20 februari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Antonia Korvezeetuin" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard namens de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2008, waar [2 appellanten], en het college, vertegenwoordigd door mr. S.J.P.A.M. van Herpen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de raad, vertegenwoordigd door A. Kögeler, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. [appellanten] betogen dat zij bij het college ten onrechte niet zijn gehoord voordat omtrent goedkeuring van het plan werd besloten.
2.2.1. Het college heeft gedeeltelijk goedkeuring aan het plan onthouden. Er bestaat in de WRO geen verplichting op grond waarvan het college, voordat het beslist omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan, de indieners van zienswijzen tegen het ontwerp van dat plan dient te horen. Voorts is niet gebleken dat hiertoe in dit geval om redenen van zorgvuldigheid aanleiding bestond. Daarbij is in aanmerking genomen dat de bezwaren van [appellanten] die hebben geleid tot de gewijzigde planvaststelling door de raad blijkens het bestreden besluit bij het college bekend waren.
Het betoog faalt.
2.3. Het plan voorziet in de ontwikkeling van het woongebied "Antonia Korvezeetuin" (hierna: het woongebied) met dertig vrijstaande woningen langs en achter de Jan Glijnisweg ter hoogte van de percelen Jan Glijnisweg 15 tot en met 19a. Het plangebied bevindt zich ten westen van de Jan Glijnisweg, ten noorden van de kavels met vrijstaande woningen Charlotte Ruysplantsoen en Truus Schröderplantsoen, zuidelijk van het Marga Klompéland en oostelijk van het Alida Buitendijk erf en het Johanna Westerdijk erf.
2.4. In het ontwerp van het plan was de ontsluiting van het woongebied voorzien op de Oosttangent via de wijk "De Boomgaard". Bij de vaststelling van het plan is de raad echter bij amendement tegemoet gekomen aan bezwaren van bewoners van deze wijk door de ontsluiting van het woongebied in afwijking van het ontwerp in hoofdzaak te laten plaatsvinden op de Jan Glijnisweg.
Het college heeft goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" voor zover daarmee het woongebied wordt ontsloten via de Jan Glijnisweg omdat de raad met de gewijzigde vaststelling ongemotiveerd is afgeweken van zijn verkeersbeleid, neergelegd in onder andere het structuurplan Heerhugowaard Zuid, het document Structuurbeeld Heerhugowaard Stad van kansen 2005-2012,
de Beleidsnota Duurzaam Veilig fase 2 en het document Hoofdwegenstructuur Herzien. In dat beleid wordt onderscheiden tussen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De Oosttangent is volgens dat beleid een gebiedsontsluitingsweg bedoeld voor de ontsluiting van wijken, waartoe ook het woongebied moet worden gerekend, en de Jan Glijnisweg wordt aangemerkt als een erftoegangsweg enkel bedoeld voor de ontsluiting van daaraan gelegen percelen, aldus het bestreden besluit. In verband hiermee heeft het college overwogen dat omwonenden aan de Jan Glijnisweg erop mochten vertrouwen dat de raad zijn eigen beleid in acht neemt en dat afwijking van dat beleid slechts beargumenteerd plaatsvindt.
2.4.1. [appellanten] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel. Zij voeren aan dat de in eerste instantie overeenkomstig het geldend verkeersbeleid in het ontwerp van het plan voorziene ontsluiting van het woongebied via de wijk "De Boomgaard" door middel van het Truus Schröderplantsoen en de Lotte Beesedijk enerzijds en het Charlotte Ruysplantsoen en de Else van den Banlaan anderzijds, ontoelaatbaar is uit het oogpunt van verkeersveiligheid. Dit met name gezien het groot aantal jeugdige bewoners van de wijk en het groot aantal scholen en andere voorzieningen in de wijk. Zij verwijzen hiervoor naar een advies van Veilig Verkeer Nederland en naar diverse verkeersonderzoeken. Verder voeren zij aan dat de wijk
"De Boomgaard" nu reeds verkeerstechnische problemen kent en meer verkeer te verwerken heeft dan eerder voorzien en dat deze wijk dus zeker niet de capaciteit bezit om te dienen ter ontsluiting van het nieuwe woongebied. Bovendien is volgens [appellanten] van belang dat andere wooneilandjes langs de Jan Glijnisweg ook niet op de achterliggende wijken zijn ontsloten. Voorts voeren zij aan dat de Jan Glijnisweg in hun ogen geschikter is voor het verkeersaanbod. Een en ander rechtvaardigt volgens hen dat wordt afgeweken van het geldend verkeersbeleid en de daarbij aansluitende afspraken over deze weg.
2.4.2. Onbestreden is dat de raad met de vaststelling van het plandeel is afgeweken van zijn verkeersbeleid zoals opgenomen in de in het bestreden besluit genoemde beleidsstukken.
Indien wordt afgeweken van beleid, dient hieraan een afdoende motivering ten grondslag te liggen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat bij de gewijzigde vaststelling van het plan geen redengeving dan wel onderbouwing is gegeven voor het afwijken van het gemeentelijk beleid en dat daarmee sprake is van onzorgvuldige besluitvorming.
Weliswaar is in het raadsbesluit bij amendement opgenomen dat het plan ter voorkoming van latere veiligheidsproblemen en verkeersoverlast ontsloten wordt op de Jan Glijnisweg, waarbij één jaar na oplevering van de laatste woning geëvalueerd wordt wat de beste oplossing is, doch een toekomstige evaluatie kan niet worden beschouwd als een afdoende motivering om reeds bij de vaststelling van het plan af te wijken van het geldende verkeersbeleid.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met het artikel 3:2 van de Awb.
Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
429-583.