ECLI:NL:RVS:2008:BG3371

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806422/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot kartbaan in Strijen

Op 30 oktober 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Polder Het Oudeland van Strijen, 1e herziening". Dit bestemmingsplan was vastgesteld door de raad van de gemeente Strijen op 18 december 2007 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 15 juli 2008. Tegen deze goedkeuring heeft een verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek behandeld op 21 oktober 2008.

De verzoeker stelde dat de goedkeuring van het bestemmingsplan onterecht was verleend, omdat de kartbaan niet in het gebied zou passen en er illegale activiteiten zouden plaatsvinden. Hij verwees naar de aanwijzing van het gebied als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn en de status als milieubeschermingsgebied in het streekplan Zuid-Holland Zuid. Het college verdedigde echter dat de kartbaan in overeenstemming was met het bestemmingsplan uit 1952 en dat er geen mogelijkheden waren voor verplaatsing van de kartbaan.

De voorzitter van de Raad van State oordeelde dat het gebruik van de kartbaan op dit moment gereguleerd wordt door een onherroepelijke milieuvergunning en een gedoogbeschikking die het huidige gebruik tot 31 december 2009 toestaat. Gezien deze omstandigheden en het feit dat het bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden biedt, werd het verzoek om schorsing van de goedkeuring afgewezen. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het verzoeker om het huidige gebruik te beëindigen of om te voorkomen dat er bouwvergunningen zouden worden verleend.

De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling, en het verzoek werd afgewezen.

Uitspraak

200806422/2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) op grond van artikel 28 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Strijen (hierna: de raad) bij besluit van 18 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Polder Het Oudeland van Strijen, 1e herziening".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 oktober 2008, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door ing. E. Schepers en B. de Bles, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door L. Bos, ambtenaar in dienst van de gemeente, en de kartclub Hoeksewaard, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de kartclub.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de bestaande kartbaan aan de Voorweg in Strijen.
2.3. [verzoeker] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en beoogt met zijn verzoek te voorkomen dat het gebruik van de kartbaan wordt voortgezet of dat de kartbaan kan worden uitgebreid. Daartoe voert hij onder meer aan dat de illegale kartbaan niet past in dit gebied, dat bij besluit van 24 maart 2000 als speciale beschermingszone, als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 (hierna: Vogelrichtlijn) is aangewezen en dat in het streekplan Zuid-Holland Zuid als milieubeschermingsgebied voor stilte is aangewezen.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat de kartbaan in overeenstemming moet worden geacht met het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan regelende de bestemming in hoofdzaak van het landelijk gebied der gemeente Strijen" uit 1952 en dat inmiddels geen zicht meer bestaat op verplaatsing van de kartbaan naar een meer geschikte locatie. Derhalve heeft het college ingestemd met het als zodanig bestemmen van de kartbaan, hoewel het plan blijkens het bestreden besluit door het college evident in strijd wordt geacht met een goede ruimtelijke ordening.
2.5. De voorzitter betwijfelt onder meer of het gebruik van de gronden voor een kartbaan wel in overeenstemming had kunnen worden geacht met voormeld bestemmingsplan en betwijfelt voorts of in dit geval, gelet op de beschermde status van het gebied, het streven tot verplaatsing van de kartbaan wel had mogen worden verlaten en had mogen worden overgaan tot het goedkeuren van het als zodanig bestemmen van de kartbaan. Hierin wordt echter geen aanleiding voor schorsing van het bestreden besluit gezien, aangezien ter zitting is vast komen te staan dat de kartbaan op dit moment beschikt over een onherroepelijke milieuvergunning die het gebruik reguleert en beschikt over een onherroepelijke gedoogbeschikking die het huidige gebruik en de huidige bouwwerken tot 31 december 2009 toestaat. Daarnaast voorziet het plan niet in uitbreidingsmogelijkheden van de huidige kartbaan en is ter zitting door de kartclub verklaard dat in ieder geval totdat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de hoofdzaak geen aanvragen zullen worden gedaan voor bouwwerken of tot het intensiveren van het gebruik.
Voor zover het verzoek er op is gericht het huidige gebruik te doen beëindigen, wordt, gelet op voormelde milieuvergunning en gedoogbeschikking, overwogen dat dit niet met schorsing van het bestreden besluit kan worden bereikt. Voor zover wordt beoogd dat op korte termijn het gebruik niet kan worden geïntensiveerd dan wel dat er geen bouwvergunningen op basis van het plan zullen worden verleend, ontbeert het verzoek, gelet op het voorgaande, spoedeisend belang.
2.6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2008
459.