ECLI:NL:RVS:2008:BG3356

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800759/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de gemeenteraad van Castricum om een voorbereidingsbesluit te nemen voor de bouw van een woning op een perceel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], wonend te Heiloo, tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 december 2007. De gemeenteraad van Castricum heeft op 2 maart 2006 geweigerd een voorbereidingsbesluit te nemen voor de bouw van een woning op het perceel van [appellant]. Dit besluit werd door de gemeenteraad op 14 december 2006 bevestigd, waarna [appellant] in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 oktober 2008. De gemeenteraad heeft aangegeven dat de bouw van een tweede woning op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan en het streekplan, waarin het perceel is gelegen binnen een uitsluitingsgebied. De gemeenteraad heeft betoogd dat het verlenen van een voorbereidingsbesluit ongewenste precedentwerking zou hebben en in strijd zou zijn met het beleid om het landelijk gebied open te houden.

De Raad van State oordeelt dat de gemeenteraad voldoende heeft gemotiveerd waarom zij niet bereid is om een voorbereidingsbesluit te nemen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gemeenteraad een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij het nemen van dergelijke besluiten. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de weigering van de gemeenteraad niet kennelijk onredelijk is. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

200800759/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heiloo,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/430 van de rechtbank Alkmaar van 19 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Castricum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2006 heeft de raad van de gemeente Castricum (hierna: de gemeenteraad) geweigerd een voorbereidingsbesluit te nemen ten aanzien van het perceel van [appellant] aan de [locatie] te [plaats], gemeente Castricum (hierna: het perceel) ten behoeve van de bouw van een woning.
Bij besluit van 14 december 2006 heeft de gemeenteraad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2007, verzonden op 28 december 2007, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nadere stuk ingediend. Deze is aan het college toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door B. Limmen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7, onder A1 en onder b, van de voorschriften behorende bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Limmen" (hierna: het bestemmingsplan) mag slechts één woning per bouwperceel gebouwd worden. In dit geval bestaat het bouwperceel uit twee kadastrale percelen. Op het kadastrale perceel met nr. […] bevindt zich reeds een woning. [appellant] heeft de gemeenteraad verzocht een voorbereidingsbesluit te nemen ten behoeve van de bouw van een woning op het kadastrale perceel nr. […].
2.2. De door [appellant] gewenste bouw van de woning kan niet worden verwezenlijkt zonder vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is niet binnen de in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) gestelde termijn van tien jaar herzien, terwijl geen vrijstelling krachtens het tweede lid van dat artikel is verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, vierde lid, van de WRO wordt vrijstelling krachtens het eerste lid niet verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor het bestemmingsplan niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, is herzien of geen vrijstelling van die herzieningsplicht is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Hij voert daartoe aan dat de gemeenteraad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bouw van een woning op het perceel in strijd is met het beleid. Voorts betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op alle door hem genoemde gelijke gevallen en heeft miskend dat de gemeenteraad heeft gehandeld in strijd met het verbod op willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Ook betoogt hij dat in het bestemmingsplan een fout is gemaakt, omdat op zijn perceel een woonbestemming rust, zonder dat een woning is toegestaan.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2005, in zaak nr.
200405266/1, overwogen dat de gemeenteraad bij de beslissing op een verzoek om een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de WRO te nemen een grote mate van beleidsvrijheid heeft. Een dergelijke beslissing is immers in belangrijke mate afhankelijk van de inzichten die bij het bestuursorgaan bestaan over de wenselijke planologische ontwikkelingen. Derhalve dient door de rechter een terughoudende toetsing plaats te vinden.
2.4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de gemeenteraad voldoende heeft gemotiveerd waarom niet de bereidheid bestaat om door middel van het nemen van een voorbereidingsbesluit medewerking te verlenen aan de bouw van een tweede woning op het perceel. De gemeenteraad heeft uiteengezet dat de bouw van een tweede woning op het perceel in strijd is met het streekplan "Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland" - vastgesteld op 25 oktober 2004 door het college van Provinciale Staten van Noord-Holland - nu het perceel is gelegen binnen een zogenoemd uitsluitingsgebied, waar de bouw van extra woningen niet is toegestaan. Hoewel het streekplan organische groei van kernen toestaat in het buitengebied tot een maximum van 5 woningen per jaar, wenst de gemeenteraad van deze uitzonderingsregel geen gebruik te maken, omdat de bouw van een woning in strijd is met de strategische visie "Buiten Gewoon Castricum" - vastgesteld op 4 juli 2005 door de gemeenteraad - waarin het strategisch beleid is neergelegd van de gemeente Castricum op de langere termijn. In deze visie is als kerndoel vermeld het open houden van het landelijk gebied, waarvan anders dan [appellant] stelt het perceel deel uitmaakt. Voorts is daarin vermeld dat de mogelijkheid bestaat om in zeer beperkte mate in het buitengebied te bouwen nadat de bouwcapaciteit van de Zandzoom naast inbrei- en herontwikkellocaties in de kernen is benut. Ook heeft de gemeenteraad zich op het standpunt gesteld dat het verlenen van medewerking door het nemen van een voorbereidingsbesluit een ongewenste precedentwerking heeft en haaks staat op het restrictieve beleid ten aanzien van woningbouw in het buitengebied. Het gemeenteraad heeft zich aldus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen, dat de bouw van een tweede woning een ongewenste planologische ontwikkeling betreft.
2.4.3. De rechtbank is voorts terecht tot het oordeel gekomen dat de gemeenteraad niet heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur. De door [appellant] genoemde gevallen komen niet zodanig overeen met zijn situatie, dat de gemeenteraad daarin aanleiding had moeten zien voor het nemen van een voorbereidingsbesluit voor de bouw van een tweede woning. Het door [appellant] genoemde geval aan de [locatie] te [plaats] is niet vergelijkbaar met het onderhavige geval, nu volgens de gemeenteraad in dat geval een fout is gemaakt bij de inventarisatie van het bestemmingsplan, terwijl geen grond bestaat voor het oordeel dat daarvan in het geval van [appellant] eveneens sprake is. De woningen aan de [locatie] zijn evenmin vergelijkbaar met het onderhavige geval, nu het woningen betreft die voor de vaststelling van de strategische visie "Buiten Gewoon Castricum" zijn gebouwd.
2.4.4. De conclusie is dat rechtbank de weigering van de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit te nemen terecht niet kennelijk onredelijk heeft geacht. Het betoog faalt.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de door hem naar de zitting meegebrachte getuige niet heeft gehoord.
2.5.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft ingevolge artikel 8:63, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht afgezien van de door [appellant] meegebrachte getuige, omdat zij van oordeel is dat dit redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de rechtbank gelet op de haar ter beschikking staande stukken en het verhandelde ter zitting niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat op die grond kon worden afgezien van het horen van de vader van [appellant] als getuige.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
270-430.