ECLI:NL:RVS:2008:BG3350

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805576/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Veursestraatweg 2007 door college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland

Op 3 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan "Veursestraatweg 2007", dat door de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg was vastgesteld op 2 oktober 2007. Tegen deze goedkeuring heeft verzoekster, die zich benadeeld voelt door de goedkeuring van bepaalde plandelen, op 21 augustus 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 21 oktober 2008 behandeld.

In de overwegingen stelt de voorzitter dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekster betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan plandelen met de bestemming "Woondoeleinden (W)" en dat de onthouding van goedkeuring aan haar perceel de door haar gewenste bouwmogelijkheden in gevaar brengt. Het college daarentegen stelt dat de bouwmogelijkheden op het perceel van verzoekster niet aan de orde zijn en dat deze in een toekomstig plan zullen worden opgenomen.

De voorzitter concludeert dat het verzoek van verzoekster moet worden afgewezen. De voorzitter wijst erop dat het scheppen van bouwmogelijkheden niet kan worden bewerkstelligd met een voorlopige voorziening en dat de schorsing van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" niet het door verzoekster beoogde resultaat kan opleveren. De voorzitter besluit het verzoek af te wijzen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200805576/2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg (hierna: de raad) bij besluit van 2 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Veursestraatweg 2007".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 oktober 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J. Bontenbal, advocaat te Voorburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Soetbrood Piccardt, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door C.M.P. van Noort, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekster] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" met de aanduiding "gebied wijzigingsbevoegdheid III" en enkele plandelen met de bestemming "Woondoeleinden (W)". Voorts stelt zij dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" met de aanduiding "gebied wijzigingsbevoegdheid I", voor zover het betreft haar perceel [locatie]. Zij vreest dat als gevolg van de goedkeuring van voormelde plandelen de door haar gewenste bouwmogelijkheden op het plandeel waaraan goedkeuring is onthouden, niet meer mogelijk zullen zijn.
2.3. Het college stelt zich op het standpunt dat de bouwmogelijkheden op het perceel [locatie] als gevolg van de onthouding van goedkeuring thans niet aan de orde zijn en dat deze, na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen, in een nog op te stellen plan zullen worden neergelegd.
2.4. Voor zover het verzoek aldus moet worden opgevat dat het is gericht tegen de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" met de aanduiding "gebied wijzigingsbevoegdheid I" en dat hieraan de door [verzoekster] gewenste bouwmogelijkheden moeten worden toegekend overweegt de voorzitter dat een dergelijke voorlopige voorziening, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend is. Het scheppen van bedoelde bouwmogelijkheden kan immers niet met een uitspraak van de Afdeling worden bewerkstelligd. De uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak zou kunnen strekken tot goedkeuring aan het betreffende plandeel, doch daarmee zouden de door [verzoekster] gewenste bouwmogelijkheden op het plandeel nog niet ontstaan.
Voor zover het verzoek is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" aan de Veursestraatweg 102, wordt overwogen dat dit plandeel uitsluitend voorziet in een vertaling van de bouwmogelijkheden die voortvloeien uit een reeds onherroepelijke vrijstelling en bouwvergunning. Met schorsing van dit plandeel kan het door [verzoekster] beoogde resultaat derhalve niet worden bereikt.
Ten aanzien van de overige plandelen overweegt de voorzitter dat voorshands niet is gebleken dat de hieraan toegekende bouwmogelijkheden van dien aard en omvang zijn, dat hierdoor aan het perceel van [verzoekster] geen reële bouwmogelijkheden meer kunnen worden toegekend in een nieuw op te stellen bestemmingsplan.
2.5. Gelet op het voorgaande dient het verzoek van [verzoekster] te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2008
459.