ECLI:NL:RVS:2008:BG1843

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801411/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake reconstructie verkeersknooppunt Majella te Utrecht

Op 9 januari 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Utrecht vrijstelling aan het Ingenieursbureau Utrecht voor de reconstructie van het verkeersknooppunt Majella. Dit besluit leidde tot bezwaar van de besloten vennootschappen Rova Beheer B.V. en Excelsior B.V., die op 26 februari 2008 hoger beroep instelden tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die hun beroep ongegrond verklaarde. Rova en Excelsior verzochten de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden voor het verlies van 30 parkeerplaatsen nabij hun Gamma bouwmarkt door de reconstructie.

De voorzitter behandelde het verzoek op 16 oktober 2008. Rova en Excelsior stelden dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college in redelijkheid de vrijstelling had kunnen verlenen, en dat er geen compensatie voor de verloren parkeerplaatsen was aangeboden. De voorzitter oordeelde dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. Hij benadrukte dat het college een ruime beslissingsruimte heeft en dat het algemene belang van verbeterde verkeersdoorstroming zwaarder weegt dan de belangen van Rova en Excelsior.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet bevestigd zou worden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De zitting in de bodemprocedure was gepland op 24 november 2008, en de voorzitter stelde dat het college zelfstandig zou beslissen over eventuele schadevergoeding voor Rova en Excelsior.

Uitspraak

200801411/2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Rova Beheer B.V. en Excelsior B.V., beiden gevestigd te Maarssen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 januari 2008 in zaken nrs. 06/3040 en 06/3146 in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Rova Beheer B.V. en Excelsior B.V. en de naamloze vennootschap Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) aan het Ingenieursbureau Utrecht vrijstelling verleend voor het reconstrueren van het verkeersknooppunt Majella te Utrecht (hierna: het verkeersknooppunt).
Bij besluit van 14 juli 2006 heeft het college het door onder meer de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Rova Beheer B.V. en Excelsior B.V. (hierna: Rova en Excelsior) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2008, verzonden op 25 januari 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door Rova en Excelsior daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer Rova en Excelsior bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2008, hebben Rova en Excelsior de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 oktober 2008, waar Rova en Excelsior, vertegenwoordigd door mr. P.H. Revermann en drs. J. de Leeuw, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.P. de Keijzer en A.H. Keyzer, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Rova en Excelsior betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling. Zij voeren daartoe aan dat als gevolg van het project 30 parkeerplaatsen, die zijn gelegen tegenover en naast de entree van de door Rova en Excelsior geëxploiteerde Gamma bouwmarkt, zullen verdwijnen. Rova en Excelsior betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college niet gehouden was op voorhand compensatie voor het verlies aan parkeerplaatsen aan te bieden.
2.3. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt in dit geval temeer nu de rechter in eerste aanleg de desbetreffende besluiten, voor zover daartegen door Rova en Excelsior beroep is ingesteld, in stand heeft gelaten. Daarbij geldt dat een vergunninghouder op eigen risico van een vrijstelling gebruik maakt, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
2.4. De zitting in de bodemprocedure zal plaatsvinden op 24 november 2008. Hetgeen Rova en Excelsior hebben aangevoerd over het behoud van de circa 30 naast en tegenover de entree van de bouwmarkt gelegen parkeerplaatsen, geeft geen aanleiding om reeds op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet bevestigd zal worden, althans uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling voor het project mocht worden verleend. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat het college bij een besluit als het onderhavige een ruime beslissingsruimte heeft en het college naar voorlopig oordeel het algemene belang bij een verbeterde verkeersdoorstroming en bereikbaarheid door de reconstructie van het verkeersknooppunt groter heeft kunnen achten dan de belangen van Rova en Excelsior bij behoud van voormelde 30 parkeerplaatsen die bovendien op gemeentegrond zijn gesitueerd. Gelet hierop resteert de vraag of Rova en Excelsior schadevergoeding toekomt voor het verlies van voormelde parkeerplaatsen en, zo ja, hoeveel. Dat de situatie zich voordoet dat zonder het aanbieden van schadevergoeding de gevraagde vrijstelling niet verleend had kunnen worden, heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel terecht niet aangenomen, onder meer gezien het feit dat niet is aangetoond dat de bedrijfsvoering van de bouwmarkt ter plaatse niet zal kunnen worden voortgezet. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) biedt naar ook de rechtbank naar voorlopig oordeel niet ten onrechte heeft geoordeeld het wettelijk kader om te beoordelen of en in hoeverre de schade geleden in verband met het gewraakte vrijstellingsbesluit voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij is gebleken dat het college met betrekking tot de door Rova en Excelsior gestelde schade een zelfstandig besluit zal nemen waartegen rechtsmiddelen open staan. Onder die omstandigheden geeft afweging van de betrokken belangen aanleiding om het verzoek af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2008
374.