ECLI:NL:RVS:2008:BG1834

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803098/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van last onder dwangsom door college van burgemeester en wethouders van Barneveld

In deze zaak gaat het om de intrekking van een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van Barneveld was opgelegd aan een partij met betrekking tot een inrichting. Het college had op 12 september 2006 een last onder dwangsom opgelegd, maar op 11 oktober 2007 werd deze last ingetrokken. De appellanten, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze intrekking, stelden beroep in bij de Raad van State. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 19 maart 2008. De appellanten voerden aan dat de intrekking van de last onder dwangsom onterecht was, maar de Raad van State oordeelde dat het Besluit waar de last op was gebaseerd, op 1 januari 2008 was ingetrokken en daarmee geen betekenis meer had. De Raad van State stelde vast dat er geen geschil meer bestond over het besluit van het college, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak benadrukt dat de administratieve rechter alleen kan oordelen over geschillen die betrekking hebben op besluiten van bestuursorganen. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskostenveroordeling werd afgewezen.

Uitspraak

200803098/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Barneveld, en anderen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Barneveld (hierna: het college) de bij besluit van
12 september 2006 aan [partij] opgelegde last onder dwangsom met betrekking tot een inrichting aan de [locatie] te [plaats] ingetrokken.
Bij besluit van 19 maart 2008 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Wolbers, advocaat te Amersfoort, en het college, vertegenwoordigd door ing. D. de Groot en mr. G.A.M. Bellomo, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [partij], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college aan [partij] een aantal lasten onder dwangsom opgelegd tot naleving van enkele bepalingen van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit).
2.2. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden, onder gelijktijdige intrekking van onder andere het Besluit. Het Besluit geldt niet meer, en de lasten tot naleving daarvan zijn inmiddels zonder betekenis. In verband hiermee kan het door [appellanten] ingestelde beroep van 29 april 2008 tot het ongedaan maken van het intrekken van de lasten tot naleving van het Besluit, geen effect meer sorteren.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 25 januari 1996 in zaak nr. H01.95.0230 (AB 1996, 284) is de administratieve rechter alleen tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen als sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Waar een dergelijk geschil niet (langer) bestaat, kan van de rechter geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
Nu gesteld noch gebleken is dat [appellanten] een ander belang bij een uitspraak hebben dan de principiële betekenis die zij aan de uitspraak hechten, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
262-584.