ECLI:NL:RVS:2008:BG1826

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801804/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • C.J.M. Schuyt
  • K.J.M. Mortelmans
  • R.G.P. Oudenaller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Loenen met betrekking tot de vrijstelling voor het realiseren van een buitenplaats

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 januari 2008, waarin het beroep van [appellant] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Loenen werd afgewezen. Het college had in brieven van 9 november 2004 en 12 april 2005 aan [appellant] medegedeeld onder welke voorwaarden het bereid was om mee te werken aan het verlenen van vrijstelling voor het realiseren van een buitenplaats, genaamd landgoed Ruygenhof, achter de woningen aan de [locaties] te [plaats]. Deze brieven werden door de rechtbank gekwalificeerd als informatief en niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze brieven op 13 september 2005 kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld, omdat de brieven geen rechtsgevolg beoogden. [appellant] ging in hoger beroep bij de Raad van State, die de zaak op 7 oktober 2008 ter zitting behandelde. Tijdens deze zitting was [appellant] zelf aanwezig, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Martens en mr. T de Smet, ambtenaren van de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was om het oordeel van de rechtbank onjuist te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 oktober 2008.

Uitspraak

200801804/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 05/2968 van de rechtbank Utrecht van 25 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Loenen.
1. Procesverloop
Bij brieven van 9 november 2004 en 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) aan [appellant] medegedeeld onder welke voorwaarden het college bereid is om mee te werken aan het verlenen van vrijstelling voor het realiseren van een buitenplaats landgoed Ruygenhof achter de woningen aan de [locaties] te [plaats] (hierna: de buitenplaats).
Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 januari 2008, verzonden op 28 januari 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2008, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Martens en mr. T de Smet, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat de brieven van het college van 9 november 2004 en 12 april 2005 geen besluiten bevatten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze brieven uitsluitend van informatieve aard zijn en niet op een rechtsgevolg zijn gericht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college bij besluit van 13 september 2005 de bezwaren van [appellant] tegen deze brieven dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De Afdeling ziet geen grond dit oordeel van de rechtbank onjuist te achten.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
190-531.