ECLI:NL:RVS:2008:BF8943

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806805/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor het kappen van bomen in de gemeente Boekel

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het hoger beroep van de Stichting Brabantse Milieufederatie tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Boekel. De besluiten betroffen de vergunningverlening voor het kappen van in totaal 906 bomen in verschillende landbouwontwikkelingsgebieden in de gemeente Boekel, in verband met wegverbredingen en wegdeksanering. De Stichting had bezwaar gemaakt tegen deze vergunningen en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de vergunningen niet verleend hadden mogen worden zonder een in het Reconstructieplan voorgeschreven beeldkwaliteitplan.

De voorzitter heeft vastgesteld dat de rechtbank 's-Hertogenbosch in een eerdere uitspraak al een oordeel had gegeven over de vergunningverlening en dat er geen hoger beroep tegen die uitspraak was ingesteld. Hierdoor kon de voorzitter niet ingaan op de beroepsgrond van de Stichting over het ontbreken van het beeldkwaliteitplan. De voorzitter heeft ook overwogen dat de bomen waarvoor kapvergunningen zijn verleend, duidelijk zijn aangeduid op de bij de besluiten behorende kaarten, en dat er geen rechtsonzekerheid bestaat over welke bomen gekapt mogen worden.

De voorzitter heeft de belangenafweging van het college, die was gebaseerd op verschillende onderzoeksrapporten, in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen reden was om aan te nemen dat de kapvergunningen onterecht waren verleend. De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De voorzitter heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

200806805/2.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 juli 2008 in zaak nr. 08/824 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Boekel.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 22 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boekel (hierna: het college) aan Megaborn Traffic Development B.V. vergunning verleend voor: 1. het kappen van in totaal 355 bomen in het noordelijk landbouwontwikkelingsgebied van de gemeente Boekel (LOG-gebied Waterdelweg) in verband met het verbreden van wegen, te weten 71 bomen aan De Zijp, 28 bomen aan de Rietvenseweg, 27 bomen aan het Peelsehuis, 46 bomen aan het Bovenstehuis (Nrd), 68 bomen aan het Bovenstehuis (Zuid), 38 bomen aan de Waterdelweg en 77 bomen aan het Vosdeel; 2. het kappen van in totaal 286 bomen in het zuidelijk landbouwontwikkelingsgebied van de gemeente Boekel (LOG-gebied Venhorst), in verband met het verbreden van wegen, te weten 87 bomen aan de Hoogstraat, 88 bomen aan de Gagelstraat, 2 bomen aan de Hoekstraat, 26 bomen aan de Langstraat en 83 bomen aan de Gagelstraat (niet verhard gedeelte); 3. het kappen van 265 bomen aan de N 605 (Volkelseweg, Molenstraat, Bergstraat, Runstraat en Gemertseweg) in verband met de wegdeksanering en de ombouw van de N 605 (buiten de bebouwde kom) in opdracht van de provincie Noord-Brabant.
Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college op grond van het door de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie (hierna: de Stichting) daartegen gemaakte bezwaar besloten tot het verlenen van een kapvergunning voor 317 bomen in beide LOG-gebieden.
Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft het college de bezwaren van de Stichting tegen het besluit van 22 januari 2007, voor zover het betreft de kapvergunning voor bomen aan de N 605, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 november 2007 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het tegen het besluit van 24 april 2007 ingestelde beroep, dat zij mede heeft aangemerkt als te zijn gericht tegen het besluit van 28 augustus 2007, gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en het college opgedragen opnieuw een besluit op bezwaar te nemen.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college de geldigheidsduur van de kapvergunningen voor de LOG-gebieden en voor de N605 verlengd tot één jaar na het onherroepelijk worden van de kapvergunningen.
Bij besluit van 24 januari 2008 heeft het college na heroverweging, het bezwaar tegen de kapvergunningen alsnog ongegrond verklaard en de bestreden kapvergunningen voor 290 bomen in de LOG-gebieden en 265 bomen langs de N 605 in stand gelaten.
Het tegen de verlenging van de geldigheidsduur van de kapvergunningen door de Stichting gemaakte bezwaar is door het college bij besluit van 15 april 2008 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juli 2008, verzonden op 28 juli 2008, heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2008, heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 oktober 2008, waar de Stichting, vertegenwoordigd door H.C. Gerringa en A.P.G. Philipse, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, P. Ketelaars, wethouder, en mr. M.A. van der Vleuten en T.J.S. van Zutven, beiden werkzaam bij de gemeente Boekel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 4.5.5., derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Boekel 2006 (hierna: APV) van toepassing is op de verleende vergunningen. De voorzitter gaat er met het college vanuit dat die bepaling niet zo moet worden gelezen dat reeds het instellen van hoger beroep schorsende werking heeft, zodat de Stichting belang heeft bij behandeling van haar verzoek.
2.3. De in hoger beroep aangevoerde grond van de Stichting dat de vergunningen niet hadden mogen worden verleend omdat een in het Reconstructieplan Peel en Maas voorgeschreven beeldkwaliteitplan ontbreekt, kan niet aan de orde komen nu de rechtbank daarover in haar uitspraak van 12 november 2007 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel heeft gegeven en tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld en evenmin sprake is van nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die beroepsgrond, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop deze betrekking heeft, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld.
2.4. De bomen waarvoor kapvergunningen zijn verleend, zijn aangeduid op de bij het besluit van 24 januari 2008 behorende kaarten. Naar deze kaarten is in het besluit van 15 april 2008 verwezen. Gelet hierop ziet de voorzitter op voorhand geen grond voor het oordeel dat rechtsonzeker is voor welke bomen kapvergunningen zijn verleend dan wel op welke bomen de verlenging van de kapvergunningen betrekking heeft.
2.5. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 12 november 2007 heeft het college in de nieuwe besluiten op bezwaar een afweging gemaakt tussen de in artikel 4.5.3a van de APV genoemde waarden en de belangen van, in hoofdzaak, verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming waarvoor de kapvergunningen zijn aangevraagd.
Aan die belangenafweging heeft het college onderzoeksrapporten van Bureau Pius Floris Boomverzorging van 18 september 2007 en 15 oktober 2007, een rapport van een broedvogelonderzoek van de Provincie Noord-Brabant van 6 december 2007 en een onderzoeksrapport van Bureau Croonen van 17 december 2007 ten grondslag gelegd.
De Stichting heeft bij deze onderzoeksrapporten wel kritische kanttekeningen geplaatst en gesteld dat de belangenafweging onvolledig is, maar geen deskundig tegenrapport overgelegd. De voorzitter ziet in hetgeen de Stichting aanvoert op voorhand geen grond voor het oordeel dat het college zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de waarden die de bomen waarvoor een kapvergunning was aangevraagd vertegenwoordigen.
Evenmin ziet de voorzitter op voorhand grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid groter gewicht heeft mogen hechten aan de belangen waarvoor de kapvergunningen zijn aangevraagd.
2.6. Het voorgaande in aanmerking nemende bestaat er geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de kapvergunningen hadden moeten worden geweigerd. Ter zitting is van de zijde van het college toegelicht dat groot belang bestaat bij een spoedige hervatting van de kapwerkzaamheden. Daarbij is uitdrukkelijk toegezegd dat de bomen voor de kap waarvan een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet is vereist niet zullen worden gekapt alvorens die ontheffing is verkregen.
2.7. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008
417.