200800547/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Wierden,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/431 van de rechtbank Almelo van 11 december 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wierden.
Bij besluit van 20 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wierden (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het bouwen van een dakopbouw op de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 9 maart 2007 heeft het college het daartegen door [wederpartij] (hierna: [wederpartij]) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 9 maart 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2008, waar [wederpartij] is verschenen.
2.1. De dakopbouw is gebouwd in het dakvlak aan de achterzijde van de woning. Hij ligt terug ten opzichte van de zijkanten van dat dakvlak en van de achtergevel en is voorzien van een raampartij over de gehele breedte van de dakopbouw. De dakopbouw is voorts voorzien van een afsluitende kap die aan de voorzijde overloopt in het voordakvlak en aan de achterzijde tot aan de raampartij loopt.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Wierden" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Eengezinshuizen (E2-0)".
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder d, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, wordt de goothoogte van gebouwen gemeten van de snijlijn van dakvlak en gevelvlak tot aan het van gemeentewege aangegeven peil van de begane grondvloer.
Ingevolge artikel 7, onderdeel B, derde lid, van de planvoorschriften, mag de goothoogte van elk eengezinshuis niet minder dan 4,50 m en niet meer dan 5,50 m bedragen.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met de bebouwingsvoorschriften van het bestemmingsplan. Het voert daartoe aan dat door de dakopbouw weliswaar een nieuw dakvlak ontstaat, maar dat de raampartij in de dakopbouw niet als nieuwe gevel kan worden aangemerkt, zodat evenmin een nieuwe snijlijn ontstaat en de maximale goothoogte ingevolge het bestemmingsplan niet wordt overschreden.
2.3.1. Nu volgens de tot de stukken behorende bouwtekening en foto de raampartij duidelijk terugligt ten opzichte van de achtergevel van de woning, moet die raampartij worden aangemerkt als onderdeel van het dakvlak en niet als verlenging van de achtergevel. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de raampartij niet tot het gevelvlak als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d, van de planvoorschriften behoort. De rechtbank is daar ten onrechte aan voorbij gegaan. Gelet hierop brengt de dakopbouw geen wijziging van de snijlijn met zich, waardoor de goothoogte eveneens onveranderd blijft. Het vorenstaande in aanmerking genomen is de rechtbank ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de dakopbouw in strijd is met artikel 7, onderdeel B, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 2, aanhef en onder d, van de planvoorschriften. Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 9 maart 2007 van het college alsnog ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 11 december 2007 in zaak nr. 07/431;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008