ECLI:NL:RVS:2008:BF7236

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800456/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor moskee in Barneveld

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die het beroep tegen de vrijstelling en bouwvergunning voor een moskee/multifunctioneel centrum in Barneveld ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Barneveld had op 6 maart 2006 vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van de moskee aan de Parmentierstraat. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, dat door het college op 12 april 2007 ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde op 13 december 2007 dat het college terecht had gehandeld.

Appellanten stelden dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Dienstverlening' had. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college op basis van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling kon verlenen, ook al ging het om nieuwbouw. De Afdeling bevestigde dat religieuze dienstverlening onder de bestemming 'Dienstverlening' valt en dat de overige activiteiten in de moskee ook passen binnen de bestemmingsomschrijving.

Daarnaast werd het betoog van appellanten dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van omwonenden verworpen. De Afdeling oordeelde dat de afstand van de woningen tot de moskee voldoende was en dat er geen sprake was van een zodanige vermindering van uitzicht dat het college de vrijstelling had moeten weigeren. Ook het argument over het aantal parkeerplaatsen werd afgewezen, omdat het college zich had gebaseerd op actuele parkeerkencijfers.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200800456/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1696 van de rechtbank Arnhem van 13 december 2007 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Barneveld (hierna: het college) aan Metriek vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een moskee/multifunctioneel centrum aan de Parmentierstraat in Barneveld (hierna: het perceel).
Bij besluit van 12 april 2007 heeft het college de onder meer door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door K. Hilberink, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Voet, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Burgt 1" (hierna: het bestemmingsplan) rust op de gronden waar het bouwplan is gesitueerd de bestemming "Dienstverlening".
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de planvoorschriften, zijn de gronden die op de plankaart zijn aangewezen als "Dienstverlening" bestemd voor (para)medische-, sociale-, educatieve-, maatschappelijke-, culturele-, recreatieve-, religieuze- en dienstverlening, niet zijnde detailhandel of horeca.
2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan wat betreft de nok- en goothoogte.
Om het project niettemin mogelijk te maken heeft het college toepassing gegeven aan artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
2.3. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, onder a, sub 3 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: het Bro 1985), komen voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw in de bebouwde kom, alsmede een ander gebouw buiten de bebouwde kom met een agrarische bestemming, mits de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat:
a. het aansluitend terrein voor meer dan 50% bebouwd is, en
b. de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
2.4. [appellanten] betogen dat het bouwplan in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Dienstverlening".
2.4.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het voorgenomen gebruik van het gebouw in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat op grond van de doeleindenomschrijving onder meer religieuze dienstverlening ter plaatse wordt toegestaan. Aangenomen kan worden, dat de bestemmingsplanwetgever met "religieuze dienstverlening" mede het oog heeft gehad op religieuze samenkomsten zoals deze in een kerk of moskee plaatsvinden. De overige in het gebouw voorziene activiteiten kunnen als passend bij een van de andere in de doeleindenomschrijving genoemde vormen van dienstverlening, waaronder sociale en culturele, worden aangemerkt.
2.5. Voorts betogen [appellanten] dat nu sprake is van volledige nieuwbouw, het college niet bevoegd was om met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO, vrijstelling voor het bouwplan te verlenen.
2.5.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 4 juni 2003 in zaak nr.
200205076/1oordeelt de Afdeling dat artikel 20, eerste lid, onder a, sub 3, van het Bro 1985 geen beperking inhoudt in die zin dat het moet gaan om de uitbreiding van een reeds bestaand gebouw. Ook in de Nota van Toelichting is daarover niets vermeld. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat voor het oprichten van een gebouw geen bouwvergunning kan worden verleend onder gelijktijdige verlening van vrijstelling voor dat gedeelte van het gebouw dat in strijd is met het bestemmingsplan. Een andere opvatting zou impliceren dat het verlenen van vrijstelling voor uitbreiding van een gebouw dat overeenkomstig de bepalingen van het bestemmingsplan is gebouwd wel mogelijk is en het tegelijk realiseren van die uitbreiding met de oprichting van dat gebouw niet. Die opvatting kan niet worden aanvaard. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor een ander oordeel.
2.6. [appellanten] betogen verder dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden. Daartoe voeren zij aan dat de in het bestemmingsplan toegestane nok- en goothoogte ruim worden overschreden en dat in de toekomst mogelijk luidsprekers zullen worden aangebracht.
2.6.1. Dit betoog faalt. Het bouwplan ziet niet op het aanbrengen van een installatie die extern geluid produceert. Dat daartoe mogelijk alsnog zonder bouwvergunning kan worden overgegaan, maakt niet dat deze mogelijke toekomstige gebeurtenis reeds in onderhavige procedure dient te worden betrokken. Overigens heeft de Turkse Vereniging Barneveld, die de moskee in gebruik zal nemen, verklaard niet voornemens te zijn een installatie die extern geluid produceert te installeren. Zoals de rechtbank met recht heeft overwogen heeft de gemeenteraad van Barneveld, zo daartoe zou worden overgegaan, op grond van de Wet openbare manifestaties de bevoegdheid om regels te stellen met betrekking tot duur en niveau van het geluid.
De afstand van de woningen van [appellanten] tot de moskee bedraagt minimaal 70 meter. Langs de voorzieningenstrook waarin de moskee is voorzien wordt een aarden wal gerealiseerd, die het zicht op de op te richten gebouwen enigszins wegneemt. Voorts is op kortere afstand van de woningen op grond van het bestemmingsplan tevens bebouwing toegestaan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van een zodanige vermindering van uitzicht door het bouwplan dat het college om die reden vrijstelling had moeten weigeren.
2.7. Ten slotte betogen [appellanten] dat niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening van de gemeente Barneveld (hierna: de bouwverordening) met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen.
2.8. Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening, moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Ingevolge het tweede lid moet de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
b indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
2.9. Ook dit betoog slaagt niet. Het college heeft zich bij de bepaling van het benodigde aantal parkeerplaatsen in redelijkheid kunnen baseren op de parkeerkencijfers zoals opgenomen in de in 2004 gepubliceerde "ASVV 2004 Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" (hierna: ASVV 2004) door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, water-, Wegenbouw- en verkeerstechniek. In ASVV 2004 is voor een religiegebouw een parkeerkencijfer van minimaal 0,1 en maximaal 0,2 per zitplaats opgenomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college in de memo van 27 februari 2007 voldoende heeft weerlegd hetgeen in het namens [appellanten] opgestelde rapport van 21 december 2006 naar voren is gebracht. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht, dat in het rapport van 21 december 2006 ten onrechte is uitgegaan van verouderde normen. Aannemelijk is geworden dat de grote gebedsruimte voorziet in 130 bidplaatsen en dat de andere in de moskee voorziene ruimten niet tegelijkertijd met deze ruimte zullen worden gebruikt. Nu het bouwplan voorziet in 30 parkeerplaatsen, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening. De door het college gehanteerde breedte van 2,50 meter per parkeerplaats is in overeenstemming met het tweede lid van dat artikel.
2.10. Voor zover [appellanten] wijzen op de gronden die zij in bezwaar en beroep naar voren hebben gebracht en in hoger beroep als herhaald en ingelast beschouwen, kunnen deze niet leiden tot een ander oordeel dan dat waartoe de rechtbank is gekomen.
2.11. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W. van den Brink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008
444