ECLI:NL:RVS:2008:BF7211

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800750/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor kantoorgebouw met parkeergarage in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de hoger beroepen van Twinport Beheer B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Heerlen tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had eerder het besluit van het college om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een kantoorgebouw met parkeergarage op het perceel Nieuw Eyckholt 282/284 te Heerlen vernietigd. Het college had op 23 augustus 2005 vrijstelling verleend, maar de rechtbank oordeelde dat het bouwplan in strijd was met de bestemmingen 'Groen (G)' en 'Bedrijfsdoeleinden (B)' die op het perceel rusten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 september 2008 ter zitting behandeld. Twinport werd vertegenwoordigd door mr. X.P.C. Wynands, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.A.M.A. Huppertz. De Afdeling oordeelde dat het college niet had onderkend dat het bouwplan niet voldeed aan de bestemmingsplanvoorschriften, aangezien het gebouw voornamelijk voor kantoordoeleinden zou worden gebruikt, wat niet in overeenstemming was met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden (B)'.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college niet bevoegd was om vrijstelling te verlenen voor de parkeergarage, aangezien deze niet als een bedrijfsgebouw kon worden aangemerkt. De rechtbank had terecht overwogen dat het college bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar rekening moest houden met de juiste peilbepaling en mogelijke geluidshinder. De hoger beroepen van Twinport en het college werden ongegrond verklaard, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers.

Uitspraak

200800750/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Twinport Beheer B.V., gevestigd te Voerendaal,
2. het college van burgemeester en wethouders van Heerlen,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1518 van de rechtbank Maastricht van 19 december 2007 in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Twinport Beheer B.V. (hierna: Twinport) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een kantoorgebouw met parkeergarage op het perceel Nieuw Eyckholt 282/284 te Heerlen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 mei 2006 heeft het college het daartegen door [verzoekers] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 23 augustus 2005, onder wijziging van de vrijstellingsgrondslag, in stand gelaten, waarbij het college ervan uit is gegaan dat bij dat besluit vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor een bedrijfsgebouw met een parkeergarage.
Bij uitspraak van 19 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoekers] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 mei 2006 vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Twinport bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2008, en het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 27 februari 2008.
[verzoekers] hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 september 2008, waar Twinport, vertegenwoordigd door mr. X.P.C. Wynands, advocaat te Maastricht en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.M.A. Huppertz, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [verzoekers], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbenden gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is gelegen op het bedrijventerrein "Coriopolis". Het bouwplan voorziet in een (ondergrondse) parkeergarage "Twinpark" met 571 parkeerplaatsen en een gebouw "Twinport III". Het bouwplan is gerealiseerd.
2.2. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Geleendal-Eyckholt" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden (B)" en "Groen (G)".
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart als "Bedrijfsdoeleinden (B)" aangegeven gronden bestemd voor technische c.q. wetenschappelijke hoogwaardige bedrijven op het gebied van productie en/of dienstverlening zoals aangegeven in de bij deze voorschriften behorende bedrijvenlijst.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, zijn de op de plankaart als "Groen (G)" aangegeven gronden bestemd voor groenvoorzieningen, bescherming, instandhouding en versterking van de aanwezige ecologische waarden en potenties én bescherming, instandhouding en compensatie van de aanwezige hydrologische waarden en potenties.
2.3. Vast staat dat het bouwplan in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Groen (G)" en de bij de bestemming "Bedrijfsdoeleinden (B)" behorende bebouwingsvoorschriften. Teneinde het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.4. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
2.5. Twinport en het college betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college niet heeft onderkend dat het bouwplan is bestemd om voor kantoordoeleinden te worden gebruikt, hetgeen in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Bedrijfsdoeleinden (B)".
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2005 in zaak nr.
200409527/1), dient bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
Uit de aan de bouwvergunning ten grondslag liggende bouwaanvraag blijkt dat bouwvergunning is verzocht voor het oprichten van een kantoorgebouw met parkeergarage. In de aanvraag zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat beoogd wordt te voorzien in het oprichten van een bedrijfsgebouw dat ingevolge het bestemmingsplan op het perceel is toegestaan. Ook de bij de bouwaanvraag behorende bouwtekeningen geven daartoe geen aanleiding, nu de hoofdverblijfsruimten van het gebouw daarop zijn aangeduid als kantoor. Uit de enkele omstandigheid dat in de bij de bouwaanvraag behorende ruimtelijke onderbouwing "Twinpark & Twinport III te bedrijvenpark Coriopolis, Heerlen" van Plangroep Heggen B.V. van 1 juli 2005 wordt gesproken over de huisvesting van technische c.q. wetenschappelijke hoogwaardige bedrijven met een moderne uitstraling, had het college niet mogen afleiden dat het bouwplan met het oog op een gebruik overeenkomstig de bestemming zal worden opgericht. Zoals het college in hoger beroep heeft betoogd, heeft hij uit voormelde ruimtelijke onderbouwing en een toelichting daarop van Twinport afgeleid dat het bouwplan zal worden gebruikt voor de huisvesting van ICT-bedrijven. Nu ICT-bedrijven niet onder een van de categorieën als bedoeld op de bij het bestemmingsplan behorende bedrijvenlijst "Categorale bedrijfsindeling behorende bij het bestemmingsplan Geleendal-Eyckholt" kunnen worden geschaard, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college niet heeft onderkend dat het bouwplan voor andere doeleinden zal worden gebruikt dan die waarin de bestemming "Bedrijfsdoeleinden (B)" voorziet. De omstandigheid dat het college een kantorenbeleid heeft ontwikkeld en daarin heeft vastgelegd dat het bedrijventerrein "Coriopolis" is bestemd voor bedrijven in de ICT-branche, maakt dit niet anders, nu aan die omstandigheid bij de uitleg van de bindende voorschriften geen gewicht toekomt.
2.6. De bij het besluit op bezwaar verleende vrijstelling heeft het college gebaseerd op categorie A, onder 1, onderdeel j, van de lijst van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO van het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college van gedeputeerde staten) van 25 oktober 2005, gepubliceerd in het Provinciaal blad van Limburg, nr. 2006/62. Onder deze categorie valt, voor zover thans van belang, het bouwen van bedrijfsgebouwen op een bestaand bedrijventerrein of stedelijk dienstenterrein.
2.7. Ter zitting is gebleken dat het college de parkeergarage heeft aangemerkt als een op zichzelf staand bedrijfsgebouw, dat valt onder categorie A, onder 1, onderdeel j, van voormelde lijst van gevallen van het college van gedeputeerde staten. De parkeergarage biedt plaats aan 571 voertuigen, waarmee - naast de parkeerbehoefte van de gebruikers van het gebouw "Twinport III" - tevens wordt voorzien in de parkeerbehoefte van de Hogeschool Zuyd en de bedrijven op en in de omgeving van het bedrijventerrein "Coriopolis".
Naar het oordeel van de Afdeling kan het oprichten van de parkeergarage niet worden aangemerkt als het bouwen van een bedrijfsgebouw als bedoeld in categorie A, onder 1, onderdeel j, van voormelde lijst van het college van gedeputeerde staten. De omstandigheid dat de parkeergarage, zoals het college ter zitting naar voren heeft gebracht, niet openbaar toegankelijk is, leidt niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat het college niet bevoegd was om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen voor de parkeergarage. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu de beslissing van de rechtbank tot vernietiging van het besluit van 16 mei 2006, gelet op het voorgaande, juist is.
2.8. De hoger beroepen van Twinport en het college richten zich voorts tegen de overweging van de rechtbank dat het college bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar zal moeten ingaan op de vraag of het juiste peil is toegepast en dat het college bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar aandacht zal moeten besteden aan de eventuele geluidhinder die ontstaan kan zijn vanwege het gebouwde complex en de mogelijke ongunstige effecten van de verkeersaantrekkende werking van het gebouw en de parkeergarage op de luchtkwaliteit.
Voormelde overweging van de rechtbank betreft een overweging ten overvloede en is niet dragend voor het dictum van de aangevallen uitspraak. Het college is bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar niet aan voormelde overweging gebonden. Dit brengt mee dat hetgeen het college en Twinport naar aanleiding van deze overweging hebben aangevoerd, geen bespreking behoeft.
2.9. De hoger beroepen van Twinport en het college zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust. Bij de voorbereiding van het door het college te nemen nieuwe besluit op bezwaar zal het in ieder geval moeten nagaan of voor het bouwplan met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend.
2.10. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heerlen tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 366,28 (zegge: driehonderdzesenzestig euro en achtentwintig eurocent), waarvan een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Heerlen aan [verzoekers] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
III. bepaalt dat van de gemeente Heerlen een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008
270-531.