200800231/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3203 van de rechtbank Utrecht van 23 november 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oudewater.
Bij besluit van 15 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oudewater (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een overdekt terras en het gedeeltelijk vergroten van de woning op het perceel plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 juli 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2007, verzonden op 29 november 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, alsmede het college, vertegenwoordigd door F. Herrman, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in een overdekt terras van ongeveer 54 m² alsmede een uitbreiding van de woning van ongeveer 29 m².
Vast staat dat het bouwplan ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Noort Syde" (hierna: het bestemmingsplan) deels is gesitueerd op gronden met de bestemming "Woondoeleinden - vrijstaand (Wo(v))" en deels op gronden met de bestemming "Tuin".
2.2. Ingevolge artikel 2, lid A, van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) zijn de gronden met de bestemming "Woondoeleinden -Vrijstaand Wo(v)" bestemd voor woningen, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en tuinen.
Ingevolge dat artikel, lid B, onder 1, aanhef en onder d, van de planvoorschriften mogen op de in lid A bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat binnen de op de kaart aangegeven bestemmingsvlakken de aanduiding "bebouwingscategorie" is gegeven, waarbij de binnen het betreffende bestemmingsvlak te bouwen woningen dienen te voldoen aan hetgeen in de op de kaart opgenomen tabel "maatvoering van gebouwen" is bepaald.
Ingevolge die aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 1, mogen op de in lid A bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat bij iedere woning bijgebouwen mogen worden gebouwd, waarbij de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer dan 35 m² mag bedragen.
Ingevolge die aanhef en onder g, aanhef en sub 4, mogen op de in lid A bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat bij iedere woning aan de achtergevel een uitbreiding van de woonruimte mag worden gebouwd, waarbij voldaan dient te worden aan het bepaalde onder i.
Ingevolge die aanhef en onder i, aanhef en sub 1, mogen op de in lid A bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de gebouwen als bedoeld onder f en g slechts mogen worden opgericht indien de gezamenlijke bebouwde grondoppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt.
2.3. [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat geen strijd bestaat met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat het bouwplan in overeenstemming is met de bebouwingsvoorschriften van artikel 2 van de planvoorschriften.
2.3.1. Dit betoog faalt. Wat ook zij van de stelling van [appellant] dat het bouwplan voldoet aan de bebouwingsvoorschriften, een deel van de uitbreiding van de woning is niet voorzien op de bestemming "Woondoeleinden- Wo (v)", maar op gronden met de bestemming "Tuin". Nu de uitbreiding van de woning niet ten dienste staat van de bestemming "Tuin" is het dan ook in strijd met het bestemmingsplan. Dat mogelijk in het nieuwe bestemmingsplan "Kern Oudewater" op deze gronden wel woonbebouwing zal zijn toegestaan, doet daaraan niet af, aangezien het bouwplan moet worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan.
2.4. Het college heeft geweigerd toepassing te geven aan de bevoegdheid voor het bouwplan vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.4.1. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om vrijstelling te weigeren heeft kunnen komen.
2.4.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat een belangenafweging ten aanzien van de uitbreiding van de woning geheel ontbreekt. Dit betoog mist feitelijke grondslag. Het college heeft zich in het besluit op bezwaar op het standpunt gesteld het belang bij handhaving van de bouwregelgeving, het voorkomen van ongewenste precedentwerking en een goede ruimtelijke ontwikkeling te laten prevaleren boven het belang van [appellant] die wenst zijn woning te vergroten. Voor zover [appellant] betoogt dat het college niet in redelijkheid tot de weigering vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen, bestaat daarvoor, gegeven de beleidsvrijheid van het college, geen grond.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank het overdekte terras ten onrechte heeft aangemerkt als bijgebouw. Het overdekte terras is een uitbreiding van de woning en niet in strijd met het bestemmingsplan, aldus [appellant].
2.5.1. Het overdekte terras is constructief verbonden met de uitbreiding van de woning en voor deze bouwwerken is één bouwplan ingediend. Nu vrijstelling voor het bouwplan noodzakelijk is, gelet op de omstandigheid dat de uitbreiding van de woning in strijd is met het bestemmingsplan, en het college in bezwaar in redelijkheid de weigering vrijstelling te verlenen heeft kunnen handhaven, is de bouwvergunning terecht geweigerd. De rechtbank heeft het beroep terecht ongegrond verklaard.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008