ECLI:NL:RVS:2008:BF7201

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800405/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning en vrijstelling door college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 14 december 2007 het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer ongegrond verklaarde. Het college had op 10 februari 2005 aan [vergunninghoudster] een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vergroten van de verdieping van een kantoorgebouw op het perceel [locatie] te [plaats].

Na een nadere vrijstelling op 17 november 2006, die het college verleende, heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 februari 2005. De rechtbank oordeelde dat [appellant] zijn stellingen niet voldoende had onderbouwd en dat er geen termen waren om het besluit van het college voor onjuist te houden. [appellant] stelde dat hij als eigenaar/bewoner van het naastgelegen perceel hinder en schade ondervond door de verleende vergunning, maar deze stellingen werden door de rechtbank niet als voldoende onderbouwd beschouwd.

Tijdens de zitting op 10 september 2008, waar zowel [appellant] als vertegenwoordigers van het college en [vergunninghoudster] aanwezig waren, werd het hoger beroep behandeld. De rechtbank had eerder de pleitnota van [appellant] niet in de beoordeling betrokken, omdat deze niet in lijn was met de eerder ingediende stellingen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.

Uitspraak

200800405/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/12 van de rechtbank Groningen van 14 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vergroten van de verdieping van een kantoorgebouw op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 17 november 2006 heeft het college een nadere vrijstelling verleend en het door [appellant] tegen het besluit van 10 februari 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2007, verzonden op 20 december 2007, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghoudster] heeft een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[vergunninghoudster] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. drs. J.A. van 't Slot, en het college, vertegenwoordigd door H. Kussendrager, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door
mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen termen aanwezig zijn om het besluit op bezwaar van 17 november 2006 voor onjuist te houden, omdat [appellant] de door hem in beroep tegen dat besluit ingenomen stellingen op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank ook op grond van de reeds overgelegde stukken tot het oordeel had moeten komen dat de vrijstelling en bouwvergunning door het college hadden moeten worden geweigerd.
2.1.1. Ingevolge artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, doet de rechtbank uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken en het onderzoek ter zitting.
2.1.2. [appellant] heeft in zijn beroepschrift gesteld als eigenaar/bewoner van het naastgelegen perceel Werfkade 24 aantoonbaar hinder en schade te ondervinden als gevolg van de verleende vrijstelling en bouwvergunning, dat de door de gemeente gevolgde procedure onzorgvuldig is geweest en dat het besluit op bezwaar op een groot aantal punten niet juist en onvoldoende is gemotiveerd. Deze stellingen zijn in het beroepschrift niet toegelicht. De stukken die [appellant] ter zitting aan de rechtbank wenste over te leggen nadat de termijn voor het inzenden van stukken ongebruikt was verstreken, zijn door de rechtbank wegens strijd met de eisen van een goede procesorde geweigerd.
2.1.3. Hetgeen door [appellant] in zijn bij de rechtbank overgelegde pleitnota is uiteengezet, vindt geen grondslag in de in het beroepschrift ingenomen stellingen. Het college heeft zich daartegen niet kunnen verweren. Het in de pleitnota gestelde en de stukken die [appellant] ter zitting wenste over te leggen zijn door de rechtbank terecht niet bij de beoordeling van het beroep betrokken. De rechtbank heeft in de stellingen van [appellant] terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat vrijstelling en bouwvergunning door het college hadden moeten worden geweigerd. Dat [appellant] in beroep geen advocaat had, maakt dit, anders dan hij stelt, niet anders.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008
270-530.