200800025/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Media-ombudsman Nederland, gevestigd te
Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/5815 van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 november 2007 in het geding tussen:
de stichting Stichting Nederland Roemenië, gevestigd te Den Haag,
de staatssecretaris voor Europese Zaken.
Bij besluit van 21 februari 2006 heeft de staatssecretaris voor Europese Zaken (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van de Stichting Nederland Roemenië (hierna: de SNR) om een subsidie voor het oprichten van een "Independent International Press Centre" in Boekarest afgewezen.
Bij besluit van 2 juni 2006 heeft de staatssecretaris het door de SNR daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2007, verzonden op 22 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door de SNR daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting Stichting Media-ombudsman Nederland (hierna: de MoN) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2007, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2008, waar de MoN, vertegenwoordigd door [projectleider] en W.F. van Eekelen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. W.H. Simonis en G.L.M. Geuns, beiden ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: de WRvSt), voor zover hier van belang, kan een belanghebbende hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. De staatssecretaris werpt in zijn verweerschrift met recht de ook ambtshalve te toetsen vraag op of MoN kan worden ontvangen in hoger beroep.
MoN stelt ter zake dat zij de behartiging van de belangen van de oprichting van een "Independent International Press Centre" aan zich heeft getrokken en dat de SNR ermee heeft ingestemd dat de MoN alle rechten en plichten aangaande dat project en aangaande de onderhavige juridische procedure overneemt.
2.3. Voorop gesteld wordt dat het niet aan partijen is om te bepalen wie als belanghebbende moet worden aangemerkt en daarmee gerechtigd is hoger beroep in te stellen.
SNR heeft een subsidie voor de oprichting van een "Independent International Press Centre" aangevraagd. SNR en niet MoN is direct belanghebbende bij de afwijzing van die aanvraag. Ingevolge artikel 37 van de WRvSt kan in beginsel alleen SNR hoger beroep instellen. Onder omstandigheden kan evenwel door rechtsopvolging of feitelijke in de plaats stelling een derde gerechtigd worden hoger beroep in te stellen.
Vast staat dat MoN geen rechtsopvolger van SNR onder algemene titel is. MoN kan evenmin op grond van rechtsopvolging onder bijzondere titel of feitelijke in de plaats stelling worden aangemerkt als belanghebbende. De staatssecretaris heeft met recht betoogd dat de subsidie hier aan de orde zich daartegen verzet. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken (Stb. 2005, 137) wordt slechts subsidie verleend aan rechtspersonen waarvan de statutaire doelstelling past binnen het doel van de subsidieverlening, die in staat zijn tot een adequaat financieel beheer en die door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd, een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten kunnen waarborgen. Uit deze bepaling blijkt dat specifieke eigenschappen, kwaliteiten en hoedanigheden van de aanvrager een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van de aanvraag om subsidie. Om die reden is de subsidie persoonsgebonden en niet overdraagbaar. De aanvragende rechtspersoon dient immers garant te staan voor een adequaat financieel beheer en dient een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten te waarborgen. Zij wordt daarop ook door de staatssecretaris beoordeeld.
Het betoog van [projectleider] dat hij, voorheen als projectleider verbonden aan de SNR en thans aan de MoN, garant staat voor adequaat financieel beheer en een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten, omdat hij de benodigde expertise heeft, kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. Nu de subsidie slechts wordt verleend aan rechtspersonen, kan de staatssecretaris alleen de betrokken rechtspersoon verantwoordelijk houden voor het financieel beheer en de uitvoering van de activiteiten, niet een natuurlijk persoon als [projectleider].
2.4. Gelet op het vorenoverwogene kan de MoN niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 37 van de WRvSt.
2.5. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008