ECLI:NL:RVS:2008:BF3887

Raad van State

Datum uitspraak
1 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707559/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • M. Oosting
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen goedkeuring bestemmingsplan Bedrijvenpark Heron

Op 21 september 2007 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron', vastgesteld door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 27 maart 2007. Tegen dit besluit hebben de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp op 15 januari 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn later aangevuld op 13 februari 2008. De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 28 augustus 2008 ter zitting behandeld. De raad en het college waren vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. W.J.A. Vellekoop, ambtenaar van het ministerie. Ook het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland was als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag.

In de uitspraak van 1 oktober 2008 oordeelde de Afdeling dat het beroep niet-ontvankelijk was. Dit was het gevolg van de onthouding van goedkeuring aan het bestemmingsplan, waardoor de bezwaren van de raad en het college niet meer relevant waren. De Afdeling merkte op dat de bezwaren van de raad en het college aan de orde kunnen komen bij de totstandkoming van een nieuw plan onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking trad. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200707559/1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,
appellanten,
en
de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2007 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) besloten over de goedkeuring van het door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij besluit van 27 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijvenpark Heron".
Tegen dit besluit hebben de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp (hierna: de raad en het college) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 februari 2008.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2008, waar de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, alsmede de minister, vertegenwoordigd door mr. W.J.A. Vellekoop, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
Voorts is het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft de minister goedkeuring onthouden aan het plan. Het beroep van de raad en college richt zich tegen de aan dit besluit ten grondslag liggende motivering.
2.2. Door de onthouding van goedkeuring aan het plan is aan de bezwaren van de raad en het college tegemoetgekomen. In verband met de uit artikel 30, eerste lid, van Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) voortvloeiende verplichting om met in achtneming van het besluit tot onthouding van goedkeuring een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, oordeelde de Afdeling in bestemmingsplanzaken op grond van de WRO dat niet slechts de onthouding van goedkeuring zelf, maar ook de hieraan ten grondslag liggende motivering in de beroepsprocedure ter beoordeling kon staan. Daarbij was het procesbelang gelegen in de verplichting het besluit waarbij goedkeuring was onthouden, in acht te nemen bij het vaststellen van het artikel 30-plan.
Op 1 juli 2008 is de WRO ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) in werking getreden.
Vaststaat dat voor 1 juli 2008 geen ontwerpplan ter inzage is gelegd waarin het besluit tot onthouding van goedkeuring in acht is genomen, zodat naar aanleiding van de onthouding van goedkeuring een plan op grond van de Wro zal moeten worden vastgesteld. Artikel 30 van de WRO heeft evenwel, zoals de Afdeling eerder in haar uitspraak van 16 juli 2008, nr.
200705923/1, heeft overwogen, geen betekenis voor een op grond van de Wro vast te stellen plan.
Gezien het voorgaande is het belang bij de beoordeling van het beroep dat is gericht tegen de aan het besluit tot onthouding ten grondslag liggende motivering, ingaande per 1 juli 2008, komen te vervallen. De bezwaren van de raad en het college kunnen aan de orde komen bij de totstandkoming van het plan onder de Wro.
2.3. Gezien het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.4. Vast staat dat de autodemontagebedrijven die op het bedrijventerrein de Binckhorst in Den Haag zijn gevestigd, vanwege de herontwikkeling van dit bedrijventerrein, zullen worden uitgeplaatst. De hervestiging van voormelde bedrijven dient volgens het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland plaats te vinden op bedrijvenpark Heron. In verband hiermee is in het plan voor autodemontagebedrijven de maatbestemming "Autodemontage (AD)" opgenomen.
De raad en het college hebben zich op het standpunt gesteld dat het plan ten onrechte voorziet in een specifieke bestemming voor autodemontagebedrijven. De Afdeling ziet aanleiding om ter voorlichting van partijen op te merken dat een maatbestemming gerechtvaardigd kan zijn, indien hiertoe gelet op de specifieke ruimtelijke gevolgen die een bepaald bedrijfstype met zich brengt voldoende aanleiding bestaat.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008
399.