ECLI:NL:RVS:2008:BF2172

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801041/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor dempen en afdammen van watergangen door Waterschap De Dommel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's Hertogenbosch, waarin het beroep van appellanten tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel ongegrond werd verklaard. Het dagelijks bestuur had op 30 maart 2004 ontheffing verleend aan Staatsbosbeheer voor het dempen en afdammen van watergangen in de Staatsbossen in de gemeente Heeze-Leende, en het plaatsen van vier stuwen in de Laagveldloop. Appellanten, bewoners van Heeze-Leende, maakten bezwaar tegen deze ontheffing en voerden aan dat het dagelijks bestuur niet correct had gehandeld bij de beoordeling van de nulsituatie en de onderhoudstoestand van de watergangen. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur bij het nieuwe besluit op bezwaar van 1 november 2006 de juiste maatstaf had aangelegd en dat de ontheffing terecht was verleend. Appellanten gingen in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de argumenten van appellanten niet opgingen en dat het dagelijks bestuur voldoende had aangetoond dat de onderhoudstoestand van de watergangen voldeed aan de eisen van de Keur 2005. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200801041/1.
Datum uitspraak: 24 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heeze-Leende, en anderen,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4942 van de rechtbank 's Hertogenbosch van 14 december 2007 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel (hierna: het dagelijks bestuur) aan Staatsbosbeheer ontheffing verleend voor het dempen en/of afdammen van watergangen ter plaatse van de Staatsbossen in de gemeente Heeze-Leende, plaatselijk bekend als het Laagveld en het plaatsen en hebben van vier stuwen in de Laagveldloop (hierna: ontheffing BA 03.505).
Bij besluit van 1 november 2006 heeft het dagelijks bestuur opnieuw het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard, en aan het besluit een voorschrift toegevoegd inzake onderzoek en evaluatie van de grondwaterstanden vanaf februari 2003 in een aantal nader aangeduide peilbuizen waarvoor de ontheffing is verleend.
Bij uitspraak van 14 december 2007, verzonden op 31 december 2007, heeft de rechtbank 's Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep van 16 december 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2008, waar [appellanten], in de persoon van [gemachtigden], het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. B.N. Heuer en ing. J.H. Koekkoek, en Staatsbosbeheer, vertegenwoordigd door A.J. van der Zee, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Staatsbosbeheer heeft in het kader van anti verdrogingsmaatregelen bij brief van 17 oktober 2002, aangevuld bij brief van 2 december 2003, aan het dagelijks bestuur verzocht om ontheffing te verlenen voor het plaatsen van drie stuwen en het vernieuwen van een bestaande stuw in de Laagveldloop en het dempen van watergangen ten oosten van de Laagveldloop in het Leenderbos.
Het dagelijks bestuur heeft bij besluit van 13 oktober 2004, op grond van het tegen de bij besluit van 30 maart 2004 aan Staatsbosbeheer verleende ontheffing BA 03.505 gemaakte bezwaar, aan deze ontheffing een voorschrift verbonden over een monitorings- en evaluatieprogramma ten aanzien van de relatie tussen het peilbeheer in het Laagveld en de grondwaterstanden in Bruggerhuizen, in de situatie voor en na uitvoering van de in deze ontheffing genoemde maatregelen. Daarbij dient de ontheffinghouder alvorens tot uitvoering over te gaan een overzicht van de tot dan toe gemeten waterstanden (nulmeting) aan het dagelijks bestuur te doen toekomen.
De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 22 december 2005 geoordeeld dat het besluit op bezwaar van 13 oktober 2004 wat de beschrijving van de nulsituatie in genoemd voorschrift betreft in strijd met het motiveringsbeginsel is genomen en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het dagelijks bestuur bij het vaststellen van de nulsituatie dient uit te gaan van de staat van onderhoud van de watergangen waarbij aan alle wettelijke verplichtingen is voldaan.
Het dagelijks bestuur heeft bij het nieuwe besluit op bezwaar van 1 november 2006 een voorschrift aan de ontheffing toegevoegd inzake de beschrijving van de nulsituatie. Dit voorschrift luidt, voor zover thans van belang, dat de ontheffinghouder verplicht is om, alvorens tot de uitvoering van de in de aanhef van deze ontheffing bedoelde werkzaamheden over te gaan, een overzicht van de gemeten waterstanden vanaf februari 2003 in de, op de bij het besluit gevoegd kaartfragment aangeduide, peilbuizen aan het dagelijks bestuur te doen toekomen. Deze gegevens dienen te worden vastgesteld bij een onderhoudstoestand van de watergangen overeenkomstig artikel 5 van de Keur oppervlaktewateren Waterschap De Dommel 2005 (hierna: de Keur 2005).
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak van 14 december 2007 het tegen het nieuwe besluit op bezwaar van 1 november 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.2. In de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2005 is overwogen dat niet is gebleken dat de hydrologische berekeningen op grond waarvan het dagelijks bestuur heeft geconcludeerd dat de door Staatsbosbeheer te treffen maatregelen het grondwaterpeil buiten het Leenderbos niet negatief beïnvloeden, onjuist zijn. [appellanten] hebben tegen die uitspraak geen hoger beroep ingesteld. In beroep stond dan ook slechts ter beoordeling van de rechtbank, of het dagelijks bestuur bij het nieuwe besluit op bezwaar bij de beschrijving van de nulsituatie een juiste maatstaf heeft aangelegd.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur terecht is uitgegaan van de Keur 2005 als toetsingskader. Zij voeren daartoe aan dat Staatsbosbeheer de watergangen in het gebied niet heeft onderhouden overeenkomstig de naar hun oordeel toepasselijke Keur oppervlaktewateren 1998 (hierna: de Keur 1998).
2.4. Het betoog faalt. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur, onder verwijzing naar het op 14 juli 2006 op verzoek van het dagelijks bestuur uitgebrachte rapport "Handhavingsverzoek Laagveld, 2006AW0033" (hierna: het rapport Laagveld), verklaard dat het onderhoud voldoet aan de eisen die de Keur 1998 stelt. Het rapport Laagveld gaat uit van een beoordeling van de onderhoudstoestand van de watergangen overeenkomstig artikel 5 van de Keur 2005. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de vereiste onderhoudstoestand overeenkomstig de Keur 2005 niet ook de vereiste onderhoudstoestand overeenkomstig de Keur 1998 kan omvatten, zoals het dagelijks bestuur heeft verklaard. Zij stellen slechts dat de nulmeting niet in overeenstemming is met de geldende onderhoudsplicht. Tegenover het rapport Laagveld is geen eigen deskundigenrapport ingebracht op grond waarvan tot een ander oordeel over de onderhoudstoestand zou kunnen worden gekomen dan in het rapport Laagveld is vastgelegd. Dat aan het rapport onjuiste feitelijke aannames ten grondslag liggen, is niet gebleken. Evenmin is anderszins gebleken van onjuistheid of onvolledigheid dan wel onzorgvuldige totstandkoming van het rapport Laagveld. Aan de vaststelling van de vereiste onderhoudstoestand kon het dagelijks bestuur het rapport Laagveld ten grondslag leggen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos    w.g. Van Meurs-van Heuvel
voorzitter  ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008
47-554.