ECLI:NL:RVS:2008:BF2149

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800580/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • O. de Savornin Lohman
  • A.C. Rop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant na onthouding goedkeuring bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 15 januari 2007 een verzoek van [appellant] om schadevergoeding afgewezen. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van het college om goedkeuring te onthouden aan een deel van het bestemmingsplan 'Buitengebied gemeente Bladel 1998', dat een agrarisch bouwblok op de gronden van [appellant] voorzag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 juni 2001 dat besluit vernietigd en goedkeuring verleend aan het plandeel.

[Appellant] heeft vervolgens schadevergoeding aangevraagd, stellende dat hij schade heeft geleden doordat de oprichting van een varkenshouderij niet kon doorgaan. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen causaal verband bestond tussen de onthouding van goedkeuring en de gestelde schade. [Appellant] heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, dat op 18 januari 2008 is doorgezonden naar de Raad van State.

Tijdens de zitting op 9 september 2008 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de provincie. De Afdeling heeft overwogen dat [appellant] geen gebruik kon maken van de verleende milieuvergunning voor de varkenshouderij, omdat deze te groot was voor het agrarisch bouwblok. De Afdeling concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat er geen causaal verband is tussen de schade en de onthouding van goedkeuring.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 24 september 2008.

Uitspraak

200800580/1.
Datum uitspraak: 24 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 14 augustus 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, aldaar ingekomen op 25 september 2007, beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank). De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 oktober 2007.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2008, heeft de rechtbank het beroep doorgezonden naar de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan het college toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door E. Oranje en A.J. Vos, beiden werkzaam bij de provincie Noord-Brabant, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Bladel, vertegenwoordigd door P.A.M. Stappaerts, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 6 juli 1999 heeft het college goedkeuring onthouden aan het deel van het bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Bladel 1998" dat voorzag in een agrarisch bouwblok op de gronden van [appellant] aan [locatie] te [plaats].
Bij uitspraak van 15 juni 2001 heeft de Afdeling dat besluit in zoverre vernietigd en alsnog goedkeuring verleend aan dat plandeel.
[appellant] heeft het college verzocht om vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden doordat de oprichting van een voorgenomen varkenshouderij geen doorgang heeft kunnen vinden.
Het college heeft dit verzoek afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband.
2.2. [appellant] betoogt dat het college zijn verzoek om schadevergoeding ten onrechte heeft afgewezen. Hij voert aan dat causaal verband bestaat tussen de onrechtmatig geoordeelde onthouding van goedkeuring en de schade omdat door het tijdsverloop een aangevraagde revisievergunning wel is verleend maar op grond van gewijzigde jurisprudentie door de Afdeling op 2 oktober 2002 is vernietigd en de oorspronkelijke milieuvergunning inmiddels was vervallen.
2.2.1. Het betoog faalt. Vast staat dat [appellant] geen gebruik kon maken van de aan hem op 8 december 1998 verleende milieuvergunning voor de oprichting van een varkenshouderij, aangezien de in die vergunning voorziene inrichting te groot in omvang was voor het in voormeld bestemmingsplan opgenomen agrarisch bouwblok. De omvang van dat agrarisch bouwblok was al opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan dat op 21 september 1998 ter inzage is gelegd. [appellant] heeft echter eerst een revisievergunning aangevraagd teneinde, voor zover thans van belang, de milieuvergunning en de omvang van het agrarisch bouwblok met elkaar in overeenstemming te brengen, nadat de Afdeling alsnog goedkeuring verleende aan het agrarisch bouwblok. Dat die vergunning vervolgens niet in stand is gebleven vanwege een wijziging in de jurisprudentie van de Afdeling en de oorspronkelijke vergunning reeds was verlopen, is geen gevolg van de in voormelde uitspraak van 15 juni 2001 onrechtmatig geoordeelde onthouding van goedkeuring van het college, maar van zijn keuze om eerst na die uitspraak een revisievergunning aan te vragen. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat causaal verband tussen de gestelde schade en het onrechtmatig geoordeelde besluit tot onthouding van goedkeuring ontbreekt.
2.3. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek en mr. O. de Savornin Lohman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008
417.