ECLI:NL:RVS:2008:BF2124
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- J.J. den Broeder
- Rechtspraak.nl
Intrekking erkenning voor periodieke keuringen van motorvoertuigen door de RDW
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 september 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoekster, een onderneming die zich bezighoudt met het uitvoeren van periodieke keuringen van motorvoertuigen boven 3500 kilogram, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar erkenning door de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW). Deze intrekking, die op 10 april 2008 was besloten, was aanvankelijk voor een periode van twaalf weken, maar werd later door de RDW gewijzigd naar zes weken na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar van verzoekster op 4 juli 2008.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht had op 7 augustus 2008 het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 september 2008 zijn zowel verzoekster, vertegenwoordigd door C.D. van der Hoek, als de RDW, vertegenwoordigd door mr. M. Witkam en drs. J. Greidanus, verschenen.
De voorzitter overwoog dat een besluit in principe uitvoerbaar is, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. In dit geval was er geen reden om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Daarom werd het verzoek om de intrekking van de erkenning niet uitvoerbaar te verklaren afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 september 2008.