ECLI:NL:RVS:2008:BF0993

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801414/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot verwijdering voertuig door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarbij zijn voertuig op 25 april 2006 is verwijderd van de Veemkade te Amsterdam. Het college had het voertuig laten verwijderen omdat het in strijd met de verkeersregels was geparkeerd op een voetpad, aangeduid met bord G7 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond en de rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 7 januari 2008.

[Appellant] stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat op alle toegangswegen naar de Veemkade bord G7 was geplaatst en dat de rechtbank niet had onderbouwd waarom er geen termijn was gegeven voor het treffen van maatregelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 augustus 2008 behandeld, waarbij [appellant] in persoon verscheen en het college vertegenwoordigd was door mr. E.A.M. Groentjes.

De Afdeling overweegt dat het niet relevant is of op alle toegangswegen bord G7 was geplaatst, aangezien het voertuig van [appellant] nabij een dergelijk bord stond geparkeerd. De Afdeling bevestigt dat elke verkeersdeelnemer zich moet vergewissen van de geldende verkeersregels en dat het college in dit geval geen termijn hoefde te geven voor het treffen van maatregelen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

200801414/1.
Datum uitspraak: 17 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4872 van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) het voertuig van [appellant] met kenteken […] doen verwijderen van de Veemkade te Amsterdam.
Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2008, verzonden op 14 januari 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.A.M. Groentjes, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.
Ingevolge het vierde lid, wordt in de beschikking een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen.
Ingevolge het vijfde lid, behoeft geen termijn te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Ingevolge artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) behoort tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, is artikel 5:24, derde tot en met zesde lid, van de Awb niet van toepassing.
Ingevolge artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, worden bij algemene maatregel van bestuur de soorten van de in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, worden bij gemeentelijke verordening nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur en betreffen die regels in elk geval de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: het RVV 1990) gebruiken andere bestuurders dan fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig of ruiters de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder i, van het Besluit wegslepen van voertuigen (hierna: het Besluit) zijn de soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994 voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
Ingevolge artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2001 worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
2.2. In het, in bezwaar gehandhaafde, besluit van 25 april 2006 heeft het college het voertuig doen verwijderen omdat het in strijd met het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 stond geparkeerd op een door bord G7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 aangeduid voetpad aan de Veemkade en verwijdering van het voertuig noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van dit voetgangersgebied.
2.3. [appellant] bestrijdt niet dat zijn voertuig in strijd met de wet stond geparkeerd, maar betoogt dat de uitspraak van de rechtbank is gebaseerd op verkeerde uitgangspunten en feiten. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat op 25 april 2006 op alle toegangswegen naar de Veemkade bord G7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 was geplaatst. Hij voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2005 in zaak
200405904/1, omdat de omstandigheden in die zaak verschillen van die in het onderhavige geval. Ten slotte betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het college, gelet op artikel 5:24, vijfde lid, van de Awb, had moeten motiveren waarom vereiste spoed zich verzette tegen het hem gunnen van een termijn als bedoeld in artikel 5:24, vierde lid, van de Awb.
2.3.1. Het betoog faalt. Dat op 25 april 2006 niet op alle toegangswegen naar de Veemkade bord G7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 zou zijn geplaatst, kan niet afdoen aan het feit dat, blijkens de gedingstukken, het voertuig van [appellant] nabij een dergelijk bord stond geparkeerd. Dit bord, dat hij had moeten opmerken, gaf aan dat het betrokken gedeelte van de Veemkade een voetgangersgebied is. [appellant] had daaruit moeten afleiden dat hij zijn voertuig daar niet mocht parkeren.
Dat het in de door de rechtbank aangehaalde uitspraak van de Afdeling een voertuig betrof dat gedurende twee dagen in het centrum van Amsterdam stond geparkeerd op een plaats bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, terwijl het in de thans voorliggende zaak een voertuig betreft dat gedurende circa vijftien minuten zou zijn geparkeerd op een voetpad aan een havenkade buiten het centrum van Amsterdam, biedt geen grond voor een ander oordeel. Immers, zoals de Afdeling in die uitspraak heeft overwogen, geldt als uitgangspunt dat elke verkeersdeelnemer zich ervan dient te vergewissen wat de ter plaatse geldende verkeersregels zijn en dat, voor zover hem dat niet direct kenbaar is, hij nader dient te bezien wat op een zich ter plaatse bevindend verkeersbord is aangegeven.
Aangezien ingevolge artikel 170, tweede lid, van de WVW 1994 artikel 5:24, derde tot en met zesde lid, van de Awb niet van toepassing is ingeval het college op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW 1994 bestuursdwang toepast, behoefde het college [appellant] geen termijn te gunnen waarbinnen hij zelf maatregelen kon treffen en behoefde het, anders dan [appellant] betoogt, evenmin te motiveren waarom in dit geval vereiste spoed het achterwege laten van een dergelijke termijn rechtvaardigde.
Gelet op het vorenstaande, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bij haar bestreden besluit in rechte stand kan houden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008
312-582.