ECLI:NL:RVS:2008:BF0988

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708139/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor toegangspoorten en hekwerk in Doetinchem

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 2 oktober 2007 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem heeft vernietigd. Het college had op 15 oktober 2004 een lichte bouwvergunning verleend aan [wederpartij] voor het plaatsen van toegangspoorten en een hekwerk op een perceel in Doetinchem. Na bezwaar van [appellant] heeft het college op 1 juni 2005 dit besluit herroepen en de bouwvergunning geweigerd. De rechtbank oordeelde echter dat het college ten onrechte had gehandeld en vernietigde het besluit van 1 juni 2005.

[Appellant] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 2 september 2008 heeft het college, vertegenwoordigd door M.G.P. Derks, zijn standpunt toegelicht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de bouwvergunning had moeten weigeren op basis van strijd met redelijke eisen van welstand. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Tevens is het besluit van 24 april 2008, waarin het college opnieuw de bouwvergunning heeft geweigerd, ongegrond verklaard, omdat [wederpartij] geen gronden had aangevoerd tegen dit besluit.

De Raad van State heeft in zijn beslissing benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 september 2008.

Uitspraak

200708139/1.
Datum uitspraak: 17 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 05/1020 van de rechtbank Zutphen van 2 oktober 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem (hierna: het college) aan [wederpartij] een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van toegangspoorten en een hekwerk op het perceel aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 1 juni 2005 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 15 oktober 2004 herroepen en de gevraagde bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 2 oktober 2007, verzonden op 11 oktober 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 1 juni 2005 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 januari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [wederpartij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 24 april 2008 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 15 oktober 2004 gemaakte bezwaar opnieuw gegrond verklaard, het besluit van 15 oktober 2004 herroepen en de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2008, waar het college, vertegenwoordigd door M.G.P. Derks, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van toegangspoorten en een hekwerk op het perceel. Het tuinhek bestaat uit een borstwering met daarop een drietal lage pilasters met een hoogte van circa 1 m. Aan beide zijden van de borstwering zijn twee pilasters met een hoogte van circa 2,35 m geprojecteerd met daartussen toegangshekken.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de gevraagde bouwvergunning terecht heeft geweigerd, aangezien de aanvraag om bouwvergunning niet duidelijk was.
2.2.1. Dit betoog kan niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank het besluit van 1 juni 2005, dat voorwerp was van het geding bij de rechtbank, ten onrechte heeft vernietigd. Bij dat besluit heeft het college de gevraagde bouwvergunning geweigerd wegens strijd met redelijke eisen van welstand. De door [wederpartij] in beroep aangevoerde gronden hebben betrekking op de vraag of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. De vraag of het college de gevraagde bouwvergunning tevens om een andere reden had moeten weigeren dan in het besluit van 1 juni 2005 vermeld, heeft de rechtbank, gelet op artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), terecht niet beoordeeld.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Bij besluit van 24 april 2008 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant] gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
2.5. Bij het besluit van 24 april 2008 heeft het college geweigerd bouwvergunning voor het bouwplan te verlenen, omdat het zich op het standpunt heeft gesteld dat dit in strijd is met redelijke eisen van welstand. Aangezien [wederpartij] daartegen geen gronden heeft aangevoerd, is het beroep tegen dit besluit ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 24 april 2008 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008
17-499.