ECLI:NL:RVS:2008:BF0960

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801555/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijschrijving vervangers op marktvergunning door college van burgemeester en wethouders Den Haag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die de afwijzing van zijn aanvraag om bijschrijving van vijf vervangers op zijn marktvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft bevestigd. De aanvraag werd afgewezen op basis van het Marktreglement gemeente Den Haag 2004, dat slechts één vervanger per marktdag toestaat. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had gehandeld en dat de aanvraag van [appellant] niet gericht was op incidentele vervangingen, maar op een structurele vervangingsmogelijkheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het college in redelijkheid tot de vaststelling van de bepalingen van het Marktreglement had kunnen komen. De rechtbank had terecht de verbindende kracht van deze bepalingen erkend en de afwijzing van de aanvraag van [appellant] op goede gronden gehandhaafd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200801555/1.
Datum uitspraak: 17 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Halderberge,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/7720 van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) de aanvraag van [appellant] om bijschrijving van vijf vervangers op zijn marktvergunning afgewezen.
Bij besluit van 9 augustus 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 januari 2008, verzonden op 23 januari 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 april 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Slump, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Hegie, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Marktverordening gemeente Den Haag 2004 (hierna: de Marktverordening) is het verboden zonder marktvergunning een verkoopplaats op een markt in te nemen.
Ingevolge artikel 3 is het college bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in de Marktverordening.
In het Marktreglement gemeente Den Haag 2004 (hierna: het Marktreglement) zijn nadere regels als bedoeld in artikel 3 van de Marktverordening neergelegd.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van het Marktreglement neemt de vergunninghouder de verkoopplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de verkoopplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.
Ingevolge het derde lid mag de marktvergunninghouder zich door ten hoogste één persoon laten vervangen, mits deze vervanger is bijgeschreven op de vergunning van deze vergunninghouder. De marktvergunninghouder is ervoor verantwoordelijk dat zijn vervanger alle verplichtingen die bij of krachtens de Marktverordening zijn opgelegd, nakomt.
Ingevolge artikel 3, derde lid, kan op de marktvergunning een vervanger van de vergunninghouder, als bedoeld in artikel 10, derde lid, worden bijgeschreven, die hetzij
a. een echtgenoot, geregistreerde partner of kind is van de vergunninghouder, ofwel
b. een medewerker is van de vergunninghouder, die in loondienst is bij de vergunninghouder.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het in bezwaar gehandhaafde besluit van het college van 13 december 2005 op een ontoereikende motivering berust. Hij wijst er in dat verband op dat het college in dit besluit bijschrijving van vijf vervangers op de marktvergunning van [appellant] heeft geweigerd omdat het Marktreglement slechts één vervanger toestaat, terwijl het college ter zitting voor de rechtbank te kennen heeft gegeven dat het Marktreglement wel toestaat dat op de marktvergunning per marktdag één vervanger wordt bijgeschreven. Derhalve zouden voor meerdere dagen meerdere vervangers moeten kunnen worden bijgeschreven.
2.2.1. Dit betoog faalt. In het besluit van 13 december 2005 heeft het college aangeboden voor elk van de vier marktdagen waarvoor [appellant] vergunninghouder is een aparte vervanger bij te schrijven op zijn marktvergunning. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, lag een daarop betrekking hebbende aanvraag echter niet ter beoordeling voor, aangezien de aanvraag van [appellant] ertoe strekt dat de vijf door hem opgegeven vervangers hem op elk van de vier marktdagen kunnen vervangen, al naar gelang wie op de betreffende dag beschikbaar is.
2.3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot vaststelling van de bepalingen van het Marktreglement waarop het in bezwaar gehandhaafde besluit van het college van 13 december 2005 is gebaseerd. Hij voert daartoe aan dat het college in zijn verweerschrift bij de rechtbank heeft toegegeven dat de in het Marktreglement neergelegde vervangersregeling niet werkt in geval van ziekte en vakantie en dat de niet-naleving van de vervangersregeling in deze situaties wordt gedoogd totdat de vervangersregeling ter zake is aangepast, hetgeen naar verwachting op korte termijn zal gebeuren. [appellant] voert tevens aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, bij het toestaan van meer vervangers een goede verdeling van de standplaatsen niet in het geding is, aangezien daartoe reeds in artikel 3, derde lid, van het Marktreglement is bepaald dat alleen de in dat artikellid genoemde personen als vervanger kunnen optreden.
2.3.1. Dit betoog faalt eveneens. Het college heeft weliswaar betoogd dat na invoering van het Marktreglement is gebleken dat een groot aantal marktkooplieden niet in staat is om een werknemer in dienst te nemen, dan wel zich te laten vervangen door een echtgenoot, geregistreerde partner of kind, waardoor zij zich in het geval van ziekte of vakantie niet kunnen laten vervangen om aan de aanwezigheidsplicht van artikel 10, eerste lid, van het Marktreglement te voldoen. De aanvraag van [appellant] is evenwel niet gericht op een incidentele vervangingsmogelijkheid in geval van ziekte of vakantie, maar ziet op een structurele vervangingsmogelijkheid in verband met zijn afwezigheid wegens de diverse nevenactiviteiten die hij verricht.
2.3.2. Mede gezien de beoordelingsruimte die aan het college toekomt bij de vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift als in dit geval en de afstand die de rechter dient te bewaren bij de exceptieve toetsing van een dergelijk voorschrift, acht de Afdeling het voorts niet kennelijk onredelijk dat het college het aantal toegestane vervangers van een marktvergunninghouder tot één, althans één per marktdag, heeft beperkt. Anders dan [appellant] betoogt, is de enkele beperking van de kring van personen die als vervanger van een marktvergunninghouder kunnen optreden tot diens werknemers en naaste familieleden op zichzelf niet voldoende om ontduiking van de regels, die ingevolge het Marktreglement in acht moeten worden genomen bij de toewijzing van standplaatsen, uit te sluiten.
2.3.3. Gelet op vorenstaande, is de rechtbank terecht uitgegaan van de verbindende kracht van de bepalingen van het Marktreglement waarop de afwijzing van de aanvraag van [appellant] steunt en heeft zij met juistheid overwogen dat het college deze afwijzing op goede gronden heeft gehandhaafd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008
312-582.