ECLI:NL:RVS:2008:BE9713

Raad van State

Datum uitspraak
3 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800378/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing nadeelcompensatie door gemeenteraad Den Haag voor appellant wegens werkzaamheden Koningstunnel

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 september 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om nadeelcompensatie door de gemeenteraad van Den Haag. Het verzoek om compensatie was ingediend naar aanleiding van de aanleg van de Koningstunnel, waarbij [appellant] stelde schade te hebben geleden in het jaar 2000. De gemeenteraad had eerder wel compensatie toegekend voor de jaren 1997, 1998 en 1999, maar weigerde dit voor 2000, omdat er geen directe werkzaamheden aan de tunnel nabij de bloemenkiosk van [appellant] hadden plaatsgevonden.

De rechtbank 's-Gravenhage had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 26 augustus 2008 werd [appellant] vertegenwoordigd door H.J. van Haastert, terwijl de gemeenteraad werd vertegenwoordigd door B.J. Veenkamp. [appellant] betoogde dat er een toezegging was gedaan door de voorzitter van het burenoverleg, die volgens hem de gemeenteraad zou binden. De Raad van State oordeelde echter dat de voorzitter van het burenoverleg geen bindende toezeggingen kon doen, aangezien hij een onafhankelijke externe adviseur was en niet bevoegd was om namens de gemeenteraad uitspraken te doen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de Raad in naam der Koningin recht sprak. De zaak benadrukt het belang van de bevoegdheden van gemeentelijke organen en de voorwaarden waaronder nadeelcompensatie kan worden toegekend.

Uitspraak

200800378/1.
Datum uitspraak: 3 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/688 van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 november 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de raad van de gemeente Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2006 heeft de raad van de gemeente Den Haag (hierna: de gemeenteraad), voor zover thans van belang, het verzoek van [appellant] om nadeelcompensatie voor het jaar 2000 vanwege de aanleg van de Koningstunnel afgewezen.
Bij besluit van 14 december 2006 heeft de gemeenteraad het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 november 2007, verzonden op 5 december 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 februari 2008.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door H.J. van Haastert, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door B.J. Veenkamp, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De gemeenteraad heeft op 3 juli 1997 de Verordening nadeelcompensatie Souterrain Grote Marktstraat/Kalverstraat (hierna: de Verordening) van overeenkomstige toepassing verklaard op aanvragen om nadeelcompensatie in verband met werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de Koningstunnel. Op grond van de Verordening is aan [appellant] eerder voor de jaren 1997 en 1998 wegens omzetdaling van zijn bloemenkiosk op het Koningin Julianaplein ten gevolge van die werkzaamheden nadeelcompensatie toegekend. De gemeenteraad heeft bij besluit van 29 juni 2006, dat bij besluit van 14 december 2006 is gehandhaafd, [appellant] om die reden ook nadeelcompensatie voor het jaar 1999 toegekend, maar zijn aanvraag om nadeelcompensatie voor het jaar 2000 afgewezen, omdat gedurende dat jaar geen directe werkzaamheden aan de Koningstunnel nabij de bloemenkiosk hebben plaatsgevonden en de aanwezigheid van een zandhoop achter de bloemenkiosk tot juni 2000 niet tot omzetdaling heeft geleid.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een toezegging die de gemeenteraad bindt en waaruit volgt dat de gestelde schade voor het jaar 2000 moet worden vergoed. Hij voert daartoe, samengevat weergegeven, onder verwijzing naar de notulen aan dat hij op een bijeenkomst van het zogenoemde "Burenoverleg Koningstunnel" (hierna: het burenoverleg) op 11 mei 2000 heeft aangegeven dat volgens hem alle werkzaamheden op het Koningin Julianaplein het gevolg zijn van de bouw van de Koningstunnel en dat de voorzitter van dit overleg dit toentertijd heeft bevestigd. Volgens [appellant] heeft hij altijd de overtuiging gehad dat de voorzitter bevoegd was toezeggingen te doen.
2.3. Het betoog faalt. Daargelaten of aan de desbetreffende passage in de notulen de betekenis toekomt die [appellant] eraan gehecht wil zien of dat deze zo moet worden gelezen dat de voorzitter van het overleg slechts heeft bevestigd dat hetgeen [appellant] tijdens het overleg heeft opgemerkt in de notulen zal worden opgenomen in plaats van daar een inhoudelijk standpunt over in te nemen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat woorden van de voorzitter de gemeenteraad niet kunnen binden. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat de voorzitter van het burenoverleg een van de gemeenteraad onafhankelijke voorzitter was die als extern adviseur tot taak had de vergaderingen van het burenoverleg technisch te leiden en dat het voor [appellant] duidelijk had kunnen en moeten zijn dat deze niet bevoegd was zo vergaande uitspraken te doen. [appellant] heeft in hoger beroep geen gronden aangevoerd voor het oordeel dat dit onjuist is.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008
18-507.