ECLI:NL:RVS:2008:BE9429

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806016/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • P.A. Offers
  • T.M.A. Claessens
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake asielaanvraag en authenticiteit van documenten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 10 juli 2008 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De rechtbank had geoordeeld dat de staatssecretaris ten onrechte de aanvraag had afgewezen, omdat de authenticiteit van documenten die door de vreemdeling waren overgelegd, niet kon worden vastgesteld. De staatssecretaris stelde in zijn grief dat de rechtbank onterecht had overwogen dat het ontbreken van bewijs van authenticiteit niet voldoende was om de documenten niet als nieuw feit aan te merken. Hij betoogde dat alleen documenten waarvan de authenticiteit is vastgesteld, als feitelijk novum kunnen worden beschouwd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de staatssecretaris gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het ontbreken van bijkomende omstandigheden een voorwaarde was voor de conclusie dat er geen sprake was van een feitelijk novum. De Afdeling benadrukte dat enkel de vaststelling van de authenticiteit van documenten bepalend is voor de status van een feitelijk novum. Aangezien er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren die een hernieuwde toetsing rechtvaardigden, werd het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de Afdeling verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, met de ondertekening van de voorzitter en de leden van de Afdeling, en werd openbaar uitgesproken op 25 augustus 2008.

Uitspraak

200806016/1.
Datum uitspraak: 25 augustus 2008
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 08/5874 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 10 juli 2008 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 juli 2008, verzonden op 14 juli 2008, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 5 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In zijn grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het enkele feit dat de authenticiteit van de van door de vreemdeling overgelegde oproepen van de Nepalese Communistische Partij niet kan worden vastgesteld, onvoldoende is voor de conclusie dat de oproepen niet zijn aan te merken als een nieuw feit, nu voor de staatssecretaris geen bijkomende reden bestond om niet van de authenticiteit uit te gaan. Uitsluitend een document waarvan de authenticiteit is vastgesteld, kan een feitelijk novum zijn, aldus de staatssecretaris.
2.1.1. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1, www.raadvanstate.nl). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
2.1.2. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
2.1.3. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 16 oktober 2007 in zaak nr. 200703499/1 (www.raadvanstate.nl) kan uitsluitend een document waarvan de authenticiteit is vastgesteld een feitelijk novum zijn. Dat in de uitspraken van de Afdeling waar de rechtbank naar heeft verwezen sprake was van een bijkomende omstandigheid die, naast het feit dat de authenticiteit van de bij de asielaanvraag overgelegde documenten niet kon worden vastgesteld, mede ten grondslag werd gelegd aan de conclusie dat geen sprake was van een feitelijk novum, betekent, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet dat het bestaan van een dergelijke bijkomende omstandigheid een voorwaarde is om tot de conclusie te kunnen komen dat van een feitelijk novum geen sprake is. De grief slaagt.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, nu in hetgeen is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn gelegen, zich evenmin een relevante wijziging van het recht voordoet en voorts niet is aangevoerd dat sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden, als bedoeld in rechtsoverweging 45 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998 in zaak nr. 145/1996/764/965, Bahaddar tegen Nederland (JV 1998/45), het beroep tegen het besluit van 15 februari 2008 reeds daarom ongegrond verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 10 juli 2008 in zaak nr. 08/5874;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter w.g. Van Loon
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2008
284-473.
Verzonden: 25 augustus 2008
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak