ECLI:NL:RVS:2008:BE9290
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- P.A.M.J. Graat
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten door de raad van de gemeente Strijen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) door de raad van de gemeente Strijen. Bij besluit van 10 juli 2007 heeft de raad een aantal percelen aangewezen waarop de Wvg van toepassing is. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de raad heeft dit bezwaar op 25 september 2007 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft op 21 december 2007 het beroep van appellante ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden heeft aangevuld in brieven van 21 februari en 18 maart 2008.
Tijdens de procedure heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Strijen op 22 januari 2008 het besluit van 10 juli 2007 vervallen verklaard. De Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2008, waar appellante en de raad vertegenwoordigd door een ambtenaar aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat, nu het college het eerdere besluit vervallen heeft verklaard, appellante geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De termijn van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 8 van de Wvg, is verbonden aan het besluit waarbij het voorkeursrecht is gevestigd en is met het vervallen van dat besluit ook vervallen. Appellante heeft betoogd dat zij nog steeds belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de eerdere besluiten, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat er geen geschil meer bestaat over een besluit van een bestuursorgaan, waardoor de rechter niet kan worden gevraagd om een uitspraak te doen enkel vanwege de principiële betekenis daarvan.
De Afdeling heeft het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 augustus 2008.