ECLI:NL:RVS:2008:BE8869

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708851/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.H. Krol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvergunning en bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer ongegrond werd verklaard. Het college had op 7 februari 2007 een dwangsom opgelegd aan [appellant] om de bouwwerkzaamheden op een perceel in [plaats] te staken, omdat deze in strijd waren met de verleende bouwvergunning. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit ongegrond op 22 juni 2007. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 12 december 2007.

Tijdens de zitting op 5 augustus 2008 werd duidelijk dat er geen geschil meer bestond over het feit dat de bouwwerkzaamheden in strijd waren met de bouwvergunning. Het college was bevoegd om handhavend op te treden, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het algemeen belang bij handhaving zwaarder weegt dan de belangen van [appellant]. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen concreet zicht op legalisering was, en dat het college niet van handhaving had hoeven afzien.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 20 augustus 2008.

Uitspraak

200708851/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/4224 van de rechtbank Haarlem van 12 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast om de bouwwerkzaamheden op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 22 juni 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2007, verzonden op 13 december 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 januari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.P. Hoogewerf, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting is gebleken dat niet meer in geschil is dat in afwijking van de door het college op 29 augustus 2006 aan [appellant] verleende bouwvergunning is gebouwd, zodat is gehandeld in strijd met artikel 40 van de Woningwet. Het college was derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat concreet zicht op legalisering bestond.
2.3.1. Dit betoog faalt, reeds omdat het college, gelet op de aard en het beoogde doel van de opgelegde last, te weten het staken en gestaakt houden van de bouwwerkzaamheden op het perceel met als doel om in afwachting van een beslissing over mogelijke nadere handhavingsmaatregelen verdere strijd met artikel 40 van de Woningwet te voorkomen, zich in dit geval niet de vraag heeft hoeven stellen of de mogelijkheid van legalisering zich voordeed. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college in dit geval van handhaving had moeten afzien. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Krol, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Krol
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008
494.