ECLI:NL:RVS:2008:BE8830

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708408/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor dakkapel in Rheden

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rheden op 25 augustus 2006 geweigerd om aan de appellant een bouwvergunning te verlenen voor het veranderen en vergroten van een dakkapel op zijn woning. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft dit bezwaar op 12 februari 2007 ongegrond verklaard, met uitzondering van het negatieve welstandsadvies. De rechtbank Arnhem heeft op 26 oktober 2007 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 4 december 2007 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak op 25 juli 2008 behandeld. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat, heeft betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat het advies van de welstandscommissie niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Hij stelde dat het advies betrekking had op de gehele dakopbouw, terwijl zijn aanvraag slechts op een gedeelte daarvan betrekking had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college het advies van de welstandscommissie terecht aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het oordeel van het college over de welstand niet illusoir is, ondanks de beperkingen die het bestemmingsplan stelt aan de goothoogte van woningen.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 20 augustus 2008.

Uitspraak

200708408/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rheden,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1284 van de rechtbank Arnhem van 26 oktober 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rheden (hierna: het college) geweigerd om aan [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het veranderen en vergroten van een dakkapel op de woning op het perceel [locatie] te Rheden (hierna: het perceel).
Bij besluit van 12 februari 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, voor zover dat betrekking heeft op het negatieve welstandsadvies, en voor het overige gegrond.
Bij uitspraak van 26 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. ir. J.M.M. Kroon, advocaat te Wageningen, en het college, vertegenwoordigd door E.A. Hendriks-Slijkhuis en J. Peters, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het advies van welstandscommissie "het Gelders Genootschap tot bevordering en instandhouding van de schoonheid van stad en land" (hierna: de welstandscommissie) van 9 januari 2007 niet zorgvuldig tot stand is gekomen, zodat het college dit niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag mocht leggen. Hij voert daartoe aan dat het advies de gehele dakopbouw betreft, terwijl de aanvraag slechts betrekking heeft op een gedeelte daarvan. Voorts heeft de rechtbank volgens hem miskend dat het door het college gevolgde advies de mogelijkheden die het bestemmingsplan "Rheden ten oosten van de Groenestraat" (hierna: het bestemmingsplan) nu eenmaal biedt om een dakopbouw aan te brengen illusoir maakt.
2.1.1. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de welstandscommissie ten onrechte over de welstand van de gehele dakopbouw heeft geadviseerd. De verandering en vergroting van de dakopbouw kan uit een oogpunt van welstand niet los worden gezien van de dakopbouw als geheel.
Evenzeer met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het oordeel van het college over de welstand, gebaseerd op het advies, de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet illusoir maakt. In het bestemmingsplan is bepaald dat de goothoogte van woningen op het perceel niet hoger mag zijn dan 6,50 m. Over de hoogte en omvang van dakopbouwen of dakkapellen bevat het plan geen verdere bepalingen. Verder is niet de totale omvang van de dakopbouw reden voor het negatieve oordeel over de welstand van het bouwplan, maar de onevenwichtige maatverhouding tussen de verschillende samenstellende delen en de architectonische uitwerking. Het advies sluit naar zijn inhoud oprichting van een dakopbouw die aan het bestemmingsplan voldoet niet uit.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Huijben
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008
17-313-560.