Uitspraak
200800863/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2096 en 07/2097 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 20 december 2007 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kwik Fit Nederland B.V.
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2007 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de erkenning van Kwik Fit Nederland B.V. (hierna: Kwik Fit) om in de keuringsplaats met nummer SA22K14 te Alkmaar periodieke keuringen van motorvoertuigen tot en met 3500 kg uit te voeren met ingang van 7 mei 2007 voor 12 weken ingetrokken.
Bij besluit van 20 november 2007 heeft de RDW het door Kwik Fit daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de duur van de intrekking teruggebracht tot 9 weken.
Bij uitspraak van 20 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het door Kwik Fit daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 februari 2008.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2008, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. H.S. Zawity, werkzaam in dienst van de RDW, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De RDW betoogt dat de voorzieningenrechter, door te overwegen dat bedrijfseconomische belangen van Kwik Fit de RDW ertoe hebben gebracht de opgelegde sanctie te matigen, heeft miskend dat niet bedrijfseconomische belangen van Kwik Fit, maar bijzondere feiten en omstandigheden tot de matiging hebben geleid.
2.1.1. De voorzieningenrechter heeft het beroep van Kwik Fit tegen het besluit van de RDW van 20 november 2007 ongegrond verklaard. Overigens is evenmin gebleken van belang van de RDW bij het door deze ingestelde hoger beroep. Dat de voorzieningenrechter, als gesteld, een onjuiste lezing van de feiten heeft gegeven, is daarvoor onvoldoende.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. bepaalt dat van de RDW een griffierecht wordt geheven van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro).
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008.
176-546.