ECLI:NL:RVS:2008:BE2718
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.G.J. Parkins-de Vin
- B. Klein Nulent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot griffierecht
In deze zaak heeft de Raad van State op 1 augustus 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht door een vreemdeling. De vreemdeling had in een brief van 11 juli 2008 aangegeven dat hij wegens financieel onvermogen niet in staat was het griffierecht tijdig te betalen en verzocht om uitstel. De Raad van State oordeelde dat noch de Algemene wet bestuursrecht, noch de Wet op de Raad van State de mogelijkheid biedt om vrijstelling of uitstel van betaling te verlenen. Enkel in zeer bijzondere gevallen, waarbij de vreemdeling kan aantonen dat hij het griffierecht niet binnen de termijn maar wel kort daarna kan voldoen, kan uitstel overwogen worden. De vreemdeling heeft echter niet voldoende onderbouwd dat zijn situatie als zeer bijzonder kan worden aangemerkt.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk, omdat hij niet tijdig het griffierecht had voldaan. De vreemdeling was op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht en had de gelegenheid gekregen om dit te voldoen, maar had dit niet gedaan. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, M.G.J. Parkins-de Vin, en ambtenaar van Staat, B. Klein Nulent, hebben de uitspraak gedaan. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Breda, die op 8 mei 2008 had geoordeeld dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was.