200707675/1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging Vrienden van Oosterhuizen, gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1447 van de rechtbank Zutphen van 26 september 2007 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Vrienden van Oosterhuizen
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
Bij besluit van 20 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woning met bijgebouw op het perceel [locatie], gelegen naast [nr.], te [plaats].
Bij besluit van 20 januari 2006 heeft het college aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het slopen van een vakantiewoning op het perceel [locatie], naast [nr.].
Bij besluit van 16 mei 2006 heeft het college de door de vereniging Vereniging Vrienden van Oosterhuizen (hierna: de Vereniging) daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 september 2007, verzonden op 2 oktober 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door de Vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G.N. Sloote, mr. W.L. Weskamp en drs. W.M. van de Zedde, ambtenaren in dienst van de gemeente, en ing. G.J. de Ruiter en ing. V. Huizer, adviseurs zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] daar gehoord.
2.1. Uit de door [vergunninghouder] verstrekte gegevens blijkt dat sloop van de vakantiewoning, waarvoor sloopvergunning is gevraagd, inmiddels is voltooid. Nu gesteld, noch gebleken is dat de Vereniging daardoor schade heeft geleden, heeft zij geen belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit op bezwaar en de juistheid van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep, voor zover dat betrekking heeft op de sloopvergunning, is derhalve niet-ontvankelijk.
De vrijstelling en bouwvergunning
2.2. De vrijstelling betreft het bouwen van een woning op het perceel, thans genummerd [locatie]. Bij uitspraak van heden, in zaak nr.
200704749/1, voor zover hier van belang, heeft de Afdeling het tegen het besluit omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid" ingestelde beroep van de Vereniging ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan voorziet in het juridisch-planologische kader voor de bouw van een woning op deze locatie, waarop de vrijstelling betrekking heeft en is de titel voor het bouwplan waartegen de Vereniging zich keert. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak en de verleende vrijstelling kan worden aangenomen, moet worden geoordeeld dat in zoverre het belang bij beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijstelling en de aangevallen uitspraak is vervallen.
2.3. De Vereniging herhaalt in hoger beroep tevergeefs haar stelling dat voor het bouwplan een welstandsadvies ontbreekt. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat het Gelders genootschap, welstandscommissie Apeldoorn, op 22 februari 2005 een positief advies heeft uitgebracht. De Vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit welstandsadvies voorafgaand aan de beslissing op bezwaar niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij de stukken ter inzage heeft gelegen. Nu de Vereniging geen inhoudelijke welstandsbezwaren heeft aangevoerd, kon bij het besluit op bezwaar ten aanzien van de vraag of het bouwplan zou voldoen aan redelijke eisen van welstand worden volstaan met een verwijzing naar dit advies.
2.4. Het hoger beroep, voor zover betrekking hebbend op de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning, is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet in zoverre worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover dit betrekking heeft op de sloopvergunning;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008