ECLI:NL:RVS:2008:BD9935

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706851/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • R. van der Spoel
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en gebruiksverbod van een pand als coffeeshop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen ongegrond werd verklaard. Het college had op 13 december 2005 aan [appellante] onder aanzegging van bestuursdwang gelast het gebruik van een pand als coffeeshop en verkoop- en gebruikspunt van softdrugs te staken. De rechtbank oordeelde dat [appellante] verantwoordelijk was voor de overtreding van het bestemmingsplan, dat het gebruik van het pand als coffeeshop verbood.

Tijdens de zitting op 22 april 2008 werd [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.M. Nijboer, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren H.J.G. Haverkort en M. Schaper. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college terecht het besluit aan [appellante] heeft gericht. [appellante] betoogde dat zij niet de overtreder was, maar dat dit de huurder van het pand, Nogal Wiedus B.V., was. De Afdeling oordeelde echter dat [appellante] als eigenaar van het pand en vanwege haar betrokkenheid bij de huurder, verantwoordelijk was voor de overtreding.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het besluit van het college in werking was getreden, ondanks dat het niet aan de huurder was bekendgemaakt. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellante] de kosten van de bestuursdwang verschuldigd was, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

200706851/1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/2144 en 06/2071 van de rechtbank Alkmaar van 1 augustus 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen (hierna: het college) [appellante] onder aanzegging van bestuursdwang gelast het gebruik van het pand aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) als coffeeshop en verkoop- en gebruikspunt van softdrugs uiterlijk voor 1 februari 2006 te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden.
Bij besluit van 1 juni 2006 heeft het college het door [appellante] tegen het besluit van 13 december 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 augustus 2007, verzonden op 14 augustus 2007, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 september 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2007.
Het college heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door H.J.G. Haverkort en
M. Schaper, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse gelden bestemmingsplan "Vissershoek en havens na 1e partiële herziening" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "gemengde bebouwing wonen'.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de gronden en bouwwerken binnen het plangebied in strijd met de bestemming, nadat deze is gerealiseerd, of in strijd met een gebruik, waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan toestemming is verleend, te gebruiken.
Niet in geschil is dat het pand in strijd met de geldende bestemming werd gebruikt als coffeeshop en verkoop- en gebruikspunt van softdrugs, zodat artikel 35, eerste lid, werd overtreden.
2.2. [appellante] betoogt dat niet zij de overtreder is maar [partij] en/of Nogal Wiedus B.V. (hierna: Nogal Wiedus), zodat zij niet kan worden aangesproken voor de kosten van de bestuursdwang. [appellante] wijst erop dat zij het pand heeft verhuurd aan Nogal Wiedus en dat zij als verhuurder/eigenaar het niet in haar macht heeft de in de aanschrijving genoemde maatregelen te nemen en de overtreding te beëindigen. Zij stelt dat zij niet de gebruiker is van het pand terwijl artikel 35, eerste lid, van de planvoorschriften alleen het gebruik in strijd met de bestemming verbiedt en niet het laten gebruiken.
2.2.1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.2.2. Het desbetreffende pand is in eigendom van [appellante], die het als bedrijfsruimte, voor gebruik als winkelpand, verhuurde aan Nogal Wiedus en als beheerder optrad. [appellante] is gehuwd (geweest) met [partij], de enige bestuurder van Nogal Wiedus. Nogal Wiedus was op hetzelfde adres ingeschreven als [appellante] en [partij]. Zo nu en dan verrichtte [appellante] administratieve werkzaamheden voor Nogal Wiedus, om welke reden zij op de loonlijst van Nogal Wiedus stond.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellante] vanwege deze onderlinge verwevenheden het pand in strijd met artikel 35, eerste lid, van de planvoorschriften heeft gebruikt. Als overtreder is zij de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang in beginsel verschuldigd. De omstandigheid dat zij het niet in haar macht zou hebben de overtreding te beëindigen, maakt dit niet anders.
Het betoog faalt.
2.3. [appellante] betoogt dat het college het besluit van 13 december 2005 ten onrechte (uitsluitend) aan haar heeft gericht en niet heeft gericht of bekend gemaakt aan [partij] en/of Nogal Wiedus. Volgens haar is dit in strijd met de rechtszekerheid en is het besluit door de onjuiste bekendmaking niet in werking getreden.
2.3.1. Ingevolge artikel 5:24, derde lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.
2.3.2. Aangezien het besluit van 13 december 2005 aan [appellante] is bekendgemaakt, is het in werking getreden. De omstandigheid dat het besluit niet tevens aan [partij] en/of Nogal Wiedus is gericht en/of verzonden, kan, wat daar ook van zij, de rechtmatigheid van dat besluit niet aantasten.
Het betoog faalt.
2.3.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008
190-499.