ECLI:NL:RVS:2008:BD9596
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- T.M.A. Claessens
- C.H.M. van Altena
- A.A. Snijders
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en schending van artikel 5 EVRM
In deze zaak gaat het om de vreemdelingenbewaring van een appellant die op 19 mei 2008 in vreemdelingenbewaring is gesteld. De rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 12 juni 2008. De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De kern van de zaak betreft de vraag of de vreemdeling op de juiste wijze is geïnformeerd over de redenen van zijn inbewaringstelling, zoals vereist door artikel 5, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel stelt dat een ieder die gearresteerd is, onverwijld en in een taal die hij verstaat, op de hoogte moet worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie.
De Raad van State oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet is geschaad in zijn belangen, ondanks de schending van artikel 5, tweede lid, van het EVRM. De Raad verwijst naar een arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin wordt benadrukt dat het tweede lid van artikel 5 EVRM de effectieve uitoefening van het recht tegen vrijheidsontneming beoogt. De rechtbank heeft correct beoordeeld of de vreemdeling daadwerkelijk schade heeft ondervonden van de schending van zijn rechten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing van de Raad van State is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2008. De betrokken rechters hebben de uitspraak ondertekend, waarbij de voorzitter, mr. M.G.J. Parkins de Vin, en de leden mr. T.M.A. Claessens en mr. C.H.M. van Altena aanwezig waren, samen met mr. A.A. Snijders als ambtenaar van Staat.