ECLI:NL:RVS:2008:BD9466

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802647/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • M. Vlasblom
  • T.M.A. Claessens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing aanvraag toevoeging en vaststelling eigen bijdrage door de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2008, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam ongegrond werd verklaard. Het besluit van de Raad, genomen op 6 november 2006, betrof de toewijzing van een aanvraag voor een toevoeging en de vaststelling van de eigen bijdrage van [appellant] op € 677,00. De Raad had dit bedrag vastgesteld op basis van het door de belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen van [appellant] over het peiljaar 2004, dat € 27.959,00 bedroeg.

[Appellant] betoogde dat de rechtbank had miskend dat de Raad ten onrechte was uitgegaan van dit inkomen, omdat hij bezwaar had gemaakt tegen de vaststelling door de belastingdienst en omdat hij veronderstelde dat er verrekenbare verliezen, zoals ziektekosten, in mindering hadden moeten worden gebracht. De rechtbank oordeelde echter dat de Raad gehouden was om uit te gaan van het door de belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen, en dat het bezwaar van [appellant] tegen deze vaststelling hieraan niet afdeed. Bovendien werd opgemerkt dat de wetgeving en de criteria voor de eigen bijdrage in eerdere gevallen anders konden zijn, wat de verschillen in eigen bijdragen verklaarde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 augustus 2008.

Uitspraak

200802647/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1425 van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de raad) de aanvraag van [appellant] om een toevoeging toegewezen en de eigen bijdrage van [appellant] vastgesteld op € 677,00.
Bij besluit van 5 maart 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2008, verzonden op 12 maart 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij fax, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2008, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij fax van 1 juli 2008 heeft [appellant] een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 28 juli 2008.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 34a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb), voor zover thans van belang, is het inkomen van de rechtzoekende het verzamelinkomen in het peiljaar. Tot het moment waarop dit inkomen door de inspecteur is vastgesteld, wordt onder inkomen verstaan het bedrag dat in het peiljaar het verzamelinkomen zo goed mogelijk benadert. De raad stelt dit bedrag vast op grond van de beschikbare gegevens. Nadat de inspecteur het inkomen en vermogen van het peiljaar heeft vastgesteld, neemt de raad ambtshalve een besluit dat in de plaats komt van het eerder genomen besluit.
Ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Wrb is de rechtzoekende een eigen bijdrage verschuldigd, waarvan de hoogte afhankelijk is van zijn inkomen, wanneer rechtsbijstand wordt verleend op basis van een toevoeging.
2.2. De raad heeft aan het besluit van 5 maart 2007 ten grondslag gelegd dat het door de belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen van [appellant] over het peiljaar 2004 € 27.959,00 bedraagt. Ingevolge artikel 35, derde lid, aanhef en onder e, van de Wrb bedraagt de eigen bijdrage van [appellant] € 677,00, aldus de raad.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad ten onrechte is uitgegaan van een inkomen van € 27.959,00. Hij voert aan dat hij tegen de vaststelling van zijn inkomen door de belastingdienst bezwaar heeft gemaakt en dat hij verrekenbare verliezen had over het jaar 2004, zoals ziektekosten, welke op de hoogte van zijn inkomen in mindering hadden dienen te worden gebracht. Voorts voert hij aan dat bij verlening van eerdere toevoegingen een lagere eigen bijdrage is vastgesteld.
2.4. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bedraagt het door de belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen van [appellant] over het peiljaar 2004 € 27.959,00. Ingevolge artikel 34a, eerste lid, van de Wrb was de raad gehouden uit te gaan van dit vastgestelde verzamelinkomen. Dat [appellant], zoals hij aanvoert, bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van zijn inkomen door de belastingdienst, maakt dit niet anders. Indien deze bezwaarprocedure leidt tot een gewijzigd verzamelinkomen, kan hij dit alsnog aan de raad voorleggen.
Zoals de rechtbank voorts terecht heeft overwogen, biedt de Wrb noch het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand aanknopingspunten voor de stelling dat op het door de belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen nog bijzondere lasten, zoals ziektekosten, in mindering moeten worden gebracht. Dat bij eerdere verleningen van een toevoeging door de raad een lagere eigen bijdrage is vastgesteld kan, zoals de raad onweersproken heeft gesteld, worden verklaard uit het feit dat ten tijde van die verleningen een andere wettelijke bepaling van toepassing was dan wel van een ander peiljaar moest worden uitgegaan.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. M. Vlasblom en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008.
176-512.