ECLI:NL:RVS:2008:BD9442

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707462/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van vergunning voor houthandel met windturbine en ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden op 18 september 2007 een besluit genomen om de vergunning voor een houthandel met windturbine te wijzigen. Deze vergunning was eerder, op 16 augustus 2005, verleend en werd nu opnieuw gewijzigd door een voorschrift in te trekken en twee nieuwe voorschriften toe te voegen. Het besluit werd op 20 september 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, beiden wonend in de nabijheid van de windturbine, beroep ingesteld bij de Raad van State. De eerste appellant diende zijn beroep in op 19 oktober 2007, terwijl de tweede appellant zijn beroep op 30 oktober 2007 indiende. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verwezen naar een enkelvoudige kamer voor behandeling.

Tijdens de zitting op 18 juli 2008 werd het college vertegenwoordigd door mr. A.L. Bennen en C. Meppelink. De Afdeling heeft overwogen dat de gewijzigde voorschriften enkel betrekking hebben op de windturbine. Volgens artikel 20.1 van de Wet milieubeheer kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen. De definitie van belanghebbende, zoals vastgelegd in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, houdt in dat degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, als belanghebbende wordt aangemerkt. De afstand tussen de woning van de tweede appellant en de windturbine bedraagt ongeveer 675 meter, terwijl de woningen van de eerste appellanten op een grotere afstand liggen. Hierdoor is het niet aannemelijk dat zij milieugevolgen van de windturbine kunnen ondervinden. De Afdeling concludeert dat de appellanten geen belanghebbenden zijn in de zin van de wet, waardoor hun beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200707462/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], beiden wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (hierna: het college) met toepassing van artikel 8.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer de vergunning welke aan [vergunninghouder] krachtens deze wet was verleend voor een houthandel met windturbine aan de [locatie] te [plaats], welke vergunning bij besluit van 16 augustus 2005 was gewijzigd, opnieuw gewijzigd, door een voorschrift in te trekken en twee voorschriften toe te voegen. Dit besluit is op 20 september 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2007, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.L. Bennen en C. Meppelink, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De gewijzigde voorschriften hebben slechts betrekking op de windturbine.
2.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning wordt gewijzigd, zijn onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van het bestreden besluit kunnen worden ondervonden belanghebbenden. De afstand tussen de woning van [appellant sub 2] en de windturbine bedraagt ongeveer 675 meter, de woningen van [appellanten sub 1] zijn op grotere afstand van de windturbine gelegen. Het is niet aannemelijk dat zij daar milieugevolgen van de windturbine kunnen ondervinden. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] zijn dientengevolge geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
271-433.