200708329/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 oktober 2007 in zaak nr. 07/584 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle.
Bij besluit van 13 december 2005 heeft de raad van de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle (hierna: de raad) het verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 19 december 2006 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 oktober 2007, verzonden op 25 oktober 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2007, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door H. Schouten, en de raad, vertegenwoordigd door A. de Vries, werkzaam bij de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [appellant] heeft de raad verzocht om vergoeding van de schade die hij stelt te lijden in de vorm van waardevermindering van zijn percelen met opstallen, kadastraal bekend gemeente Zevenhuizen, [perceel A], [perceel B], [perceel C] en [perceel D] als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Oud Verlaat".
De raad heeft de afwijzing van het verzoek in zijn besluit op bezwaar gehandhaafd onder verwijzing naar een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ). In dit advies is gesteld dat de schade als gevolg van het planologische nadeel dat [appellant] ondervindt door het vervallen van gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de percelen A, B, C en D te zijnen laste dient te blijven, omdat hij van die mogelijkheden geen gebruik heeft gemaakt terwijl de planologische verslechtering op grond van een voorontwerp van het bestemmingsplan "Oud Verlaat" reeds vanaf 1995 voorzienbaar was.
2.3. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat in de planologische vergelijking ten onrechte niet is betrokken dat het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Oud Verlaat" het agrarische gebruik van de percelen C en D dat op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Zevenhuizerplas" was toegestaan uitsluit.
Dit betoog berust op een onjuiste lezing van artikel 20, derde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Oud Verlaat".
Ingevolge die bepaling is gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan uitgezonderd van de beschermende werking van het overgangsrecht. Voor zover het agrarische gebruik van de percelen C en D was toegestaan op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Zevenhuizerplas", was dat gebruik niet in strijd met dat bestemmingsplan en is dat gebruik niet uitgezonderd van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Oud Verlaat".
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de planologische verslechtering voorzienbaar was. Hij voert aan dat de planologische verslechtering niet op grond van het voorontwerp uit 1995 voorzienbaar was.
2.4.1. Het dossier bevat slechts een verslag van de voorlichtings- en inspraakavond die op 25 oktober 1995 is gehouden over het voorontwerp van het bestemmingsplan "Oud Verlaat". De raad heeft dat voorontwerp desgevraagd evenwel niet kunnen overleggen. Ter zitting is van de zijde van de raad erkend dat onduidelijk is in welke bestemmingen dit voorontwerp voor de gronden van [appellant] voorzag. Gelet daarop heeft de raad zich ten onrechte in navolging van de SAOZ op het standpunt gesteld dat de planologische verslechtering voor de percelen A, B, C en D op grond van het voorontwerp uit 1995 reeds voor [appellant] voorzienbaar was.
De rechtbank heeft het standpunt van de raad dan ook ten onrechte onderschreven. Het betoog slaagt. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van de raad van 19 december 2006 vernietigen. De raad dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het door [appellant] gemaakte bezwaar te nemen. Hetgeen [appellant] voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd behoeft geen bespreking.
2.5. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 oktober 2007 in zaak nr. 07/584;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van 19 december 2006;
V. gelast dat de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008