ECLI:NL:RVS:2008:BD9398

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706708/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie inzake nadere eisen voor inrichting motorvoertuigen

In deze zaak gaat het om een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie, dat op 20 juni 2006 nadere eisen heeft gesteld aan de inrichting van een locatie aan de Overschiese Kleiweg 593 te Rotterdam, op basis van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. Appellanten A en B hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het dagelijks bestuur heeft dit bezwaar op 7 augustus 2007 ongegrond verklaard. Hierop hebben appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld in oktober 2007.

De zaak is behandeld op 21 juli 2008, waar appellanten in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en het dagelijks bestuur vertegenwoordigd was door een ambtenaar van de gemeente Rotterdam. De Raad van State heeft overwogen dat op 1 januari 2008 het Activiteitenbesluit in werking is getreden, waardoor het eerdere Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer is ingetrokken. De nadere eisen die op basis van dit ingetrokken besluit waren gesteld, konden niet als maatwerkvoorschriften worden aangemerkt, omdat deze niet vóór de intrekking onherroepelijk waren. Hierdoor zijn de nadere eisen van rechtswege vervallen.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat appellanten geen belang meer hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit, en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 augustus 2008.

Uitspraak

200706708/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellant B],
wonend te [woonplaats],
appellanten,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie (hierna: het dagelijks bestuur) krachtens het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer nadere eisen gesteld met betrekking tot de inrichting aan de Overschiese Kleiweg 593 te Rotterdam.
Bij besluit van 7 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur het hiertegen door [appellant A] en [appellant B] (hierna: [appellanten]) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2007.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2008, waar [appellant A], in persoon en bijgestaan door mr. A. van Diermen, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) in werking getreden en is het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer ingetrokken.
Ingevolge artikel 6.1, tweede lid, van het Activiteitenbesluit kunnen nadere eisen die op grond van onder meer het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vóór 1 januari 2008 in werking en onherroepelijk waren, onder omstandigheden als maatwerkvoorschriften worden aangemerkt. Omdat de bij het besluit van 20 juni 2006 gestelde nadere eisen niet vóór 1 januari 2008 onherroepelijk waren, kunnen deze niet op grond van artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit als maatwerkvoorschriften worden aangemerkt. De nadere eisen zijn van rechtswege vervallen. Niet is gebleken dat [appellanten] niettemin belang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
431.