ECLI:NL:RVS:2008:BD8312

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707725/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing last onder dwangsom door college van burgemeester en wethouders van Beesel

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beesel, dat op 9 juli 2007 het verzoek van appellante en haar vennoten om de opheffing van een eerder opgelegde last onder dwangsom afwees. De last was op 26 februari 2007 opgelegd en had betrekking op de overtreding van milieuregels. Appellante en haar vennoten, die gevestigd zijn te [plaats], maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 22 oktober 2007 ongegrond. Hierop hebben appellante en anderen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij stelden dat er nieuwe feiten waren die de opheffing van de last onder dwangsom rechtvaardigden.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 juni 2008. Tijdens de zitting werd duidelijk dat appellante en haar vennoten niet eerder om opheffing van de last onder dwangsom hadden verzocht, waardoor artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing was. De Raad oordeelde dat de geluidmetingen die door appellante werden aangevoerd als nieuw bewijs, niet voldoende waren om de eerdere besluiten te weerleggen. De beroepsgrond van appellante faalde, en het beroep werd ongegrond verklaard.

De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2008.

Uitspraak

200707725/1.
Datum uitspraak: 23 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en haar vennoten, [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd te [plaats],
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Beesel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beesel (hierna: het college) het verzoek van [appellante], [vennoot A] en [vennoot B], (hierna: [appellante] en anderen) om het opheffen van de op 26 februari 2007 opgelegde last onder dwangsom afgewezen.
Bij besluit van 22 oktober 2007 heeft het college het door [appellante] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 november 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2008, is namens [omwonende] een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2008, is namens [appellante] en anderen een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2008, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.B.Th. van 't Grunewold, advocaat te Roermond, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. van Herpen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 26 februari 2007 heeft het college gelast de overtreding van, voor zover hier van belang, voorschrift 1.1.1 van Bijlage B van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit), zoals dat destijds luidde, te beëindigen en beëindigd te houden. [appellante] en anderen hebben tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het desbetreffende besluit inmiddels in rechte onaantastbaar is.
2.2. Voor zover het beroep van [appellante] en anderen ziet op de reeds verbeurde dwangsom, dient dit aspect - ten aanzien waarvan zij hebben verwezen naar een notitie van Kupers en Niggebrugge van 13 juli 2007 - in deze procedure buiten beschouwing te blijven. Of een dwangsom terecht is verbeurd, kan in het kader van de invordering van de verbeurde dwangsom worden beoordeeld. Niet de bestuursrechter maar de burgerlijke rechter is bevoegd kennis te nemen van geschillen omtrent invordering van verbeurde dwangsommen.
2.3. [appellante] en anderen betogen dat het college de opgelegde last onder dwangsom ten onrechte niet op hun verzoek heeft opgeheven. De in het beroepschrift aangevoerde beroepsgrond dat een situatie aan de orde is als bedoeld in artikel 5:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is ter zitting ingetrokken. Wel wordt aangevoerd dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Volgens [appellante] en anderen zou uit een in de nacht van 24 op 25 november 2007 uitgevoerde geluidmeting kunnen worden afgeleid dat eerdere metingen, waaronder de meting die ten grondslag heeft gelegen aan het bestreden besluit, onjuist zijn uitgevoerd.
2.3.1. Artikel 4:6 van de Awb is alleen van toepassing indien een nieuw verzoek is ingediend dat een herhaling is van een eerder verzoek waarop reeds een besluit is genomen. [appellante] en anderen hebben niet eerder om opheffing van de last onder dwangsom verzocht. Artikel 4:6 van de Awb is dan ook niet van toepassing. Ook overigens behoeft de wijze waarop in de nacht van 24 op 25 november 2007 geluidmetingen zijn uitgevoerd er nog niet toe te leiden dat de uitkomsten van eerdere metingen onjuist zouden zijn.
De beroepsgrond faalt.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor zover [appellante] en anderen stellen schade te hebben geleden vanwege de bij het bestreden besluit gehandhaafde weigering de bij besluit van 26 februari 2007 opgelegde last onder dwangsom op te heffen, dient, nu het beroep ongegrond is, dit op artikel 8:73 van de Awb gebaseerde verzoek te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2008
195-579.