2.1. In zijn enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Hij betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte geen verzoek heeft gedaan in de zin van artikel 83, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), dan wel dat de rechtbank een gegrondverklaring van een klacht tegen de voormalige gemachtigde van de vreemdelingen door de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam ten onrechte heeft aangemerkt als een feit of omstandigheid in de zin van het tweede lid van dat artikel.
De nalatigheid van de voormalige gemachtigde van de vreemdelingen dient hoe dan ook voor risico van de vreemdelingen te blijven en kan niet afdoen aan het oordeel van de rechtbank dat de in beroep aangevoerde medische omstandigheden geen verklaring kunnen vormen voor de door hem geconstateerde tegenstrijdige verklaringen van [de vreemdeling], aldus de staatssecretaris.
2.1.1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Vw 2000 houdt de rechtbank bij het beoordelen van het beroep rekening met feiten en omstandigheden, die na het nemen van het bestreden besluit zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, wordt alleen rekening gehouden met feiten en omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, indien deze voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, relevant kunnen zijn.
Ingevolge het derde lid verzoekt de rechtbank de minister om zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de wederpartij en de rechtbank te laten weten of de ingeroepen feiten en omstandigheden aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van het bestreden besluit.
2.1.2. Bij brief van 17 juli 2007 heeft de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam naar aanleiding van een klacht van [de vreemdeling] tegen zijn voormalige gemachtigde, [betrokkene], het volgende overwogen:
"BESLUIT:
1. de klacht gegrond te verklaren. Hierbij is overwogen dat de onderhavige gedragingen ernstig laakbaar en structureel zijn. Klager is ernstig geschaad in diens belangen. […]
2. de raad houdt het nemen van een beslissing over het opleggen van een maatregel aan aangezien [betrokkene] bij besluit – verzonden op 9 juli 2007– onvoorwaardelijk en definitief is uitgesloten van de verlening van rechtsbijstand aan asielzoekers. Een nieuw besluit over een maatregel zou pas weer aan de orde kunnen komen, indien door [betrokkene] genomen rechtsmaatregelen het eerder genomen besluit tot doorhaling van zijn asielinschrijving zouden aantasten."
Aldus is komen vast te staan dat de voormalige gemachtigde van de vreemdelingen, die de zienswijze op het voornemen tot afwijzing van de aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen heeft ingediend, nalatig is geweest.
2.1.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 november 2001 in zaak nr. 200104992/1, aangehecht) moeten de gevolgen van nalatigheid van een gemachtigde aan de door hem vertegenwoordigde rechtzoekende worden toegerekend. Dat geldt evenzeer indien, zoals thans aan de orde, de Raad voor Rechtsbijstand een klacht tegen een gemachtigde gegrond heeft verklaard. Gelet hierop stond op voorhand vast dat het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam niet relevant kan zijn voor het besluit omtrent de aangevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte hetgeen is vermeld in het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam aangemerkt als feiten of omstandigheden in de zin van artikel 83, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 en daarmee rekening gehouden bij haar beoordeling. Reeds hierom kan de aangevallen uitspraak niet in stand blijven.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.