ECLI:NL:RVS:2008:BD7351
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Th.G. Drupsteen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vergunning voor opslag van brandbare materialen door college van burgemeester en wethouders van Ede
Op 26 juni 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Ede een vergunning aan [appellante] voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de inkoop, opslag en verkoop van nieuwe en gebruikte verpakkingen, waaronder IBC's. Dit besluit werd op 4 juli 2007 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning heeft [appellante] op 31 juli 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 12 september 2007 zijn aangevuld. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.
De zitting vond plaats op 8 februari 2008, waar [appellante] werd vertegenwoordigd door E.C. Koets en C. Cornelissen, en het college door G. H. Landeweerd, H. de Jong en E.J. van Veldhuizen. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting werd het onderzoek heropend op verzoek van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening, die een deskundigenbericht heeft uitgebracht. Beide partijen hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht, waarna met toestemming van partijen werd afgezien van verdere behandeling ter zitting.
In de overwegingen heeft de Afdeling vastgesteld dat [appellante] bezwaar had tegen vergunningvoorschrift 61a, dat de opslaghoogte van IBC's beperkte. [appellante] stelde dat de voorgeschreven maximale hoogte niet voldeed aan haar opslagbehoeften. Het college verdedigde de beperking op basis van brandveiligheid en verwees naar een deskundigenbeoordeling. De Afdeling concludeerde echter dat de gebruikte modellen en uitgangspunten voor de beoordeling van de brandveiligheid inadequaat waren, wat leidde tot de conclusie dat het besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseis van de Algemene wet bestuursrecht.
De Afdeling verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het college en gelastte de gemeente Ede om het griffierecht aan [appellante] te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 16 juli 2008.