200803633/2.
Datum uitspraak: 11 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DHL B.V., gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
verweerder.
Bij besluit van 9 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DHL B.V. (hierna: DHL) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het op- en overslaan van goederen aan de Achtseweg Noord 20 te Eindhoven. Dit besluit is op 10 april 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft DHL bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2008, heeft DHL de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2008, waar DHL, vertegenwoordigd door mr. C.A.H. van de Sanden, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door H.C.R. van Heeswijk, W.G.C. Nellen en E.H. Sanders, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. DHL kan zich met een aantal van de aan de vergunning verbonden voorschriften niet verenigen. DHL voert in het bijzonder aan dat de voorschriften 3.1.4, 4.1.4, 4.1.5 en 4.2.7 onredelijk bezwarend zijn en heeft ter zitting het verzoek om voorlopige voorziening tot deze vier voorschriften beperkt.
2.3. Uit voorschrift 3.1.4 volgt dat milieuschadelijke (afval)stoffen in emballage moeten zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer (CUR/PBV 44 gekeurd) of in een goede staat verkerende lekbak op een vloeistofkerende vloer.
Ter zitting heeft het college erkend dat dit voorschrift in deze vorm niet aan de vergunning kan worden verbonden. De voorzitter concludeert hieruit dat het bestreden besluit in zoverre in strijd is met het algemeen beginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen. De voorzitter ziet in zoverre aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Voorschrift 4.1.5, voor zover hier van belang, luidt als volgt: Goederenzendingen waarvan de verpakking is beschadigd of een lekkage vertoont dienen direct na constatering van de beschadiging dan wel lekkage in een deugdelijke verpakking te worden omgepakt en zodanig dat niets meer van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen en daarna tijdelijk te worden opgeslagen op een uitsluitend hiervoor bestemde locatie. De locatie dient te zijn voorzien van een vloeistofdichte vloer die bestand is tegen de verlading en inwerking van de tijdelijk opgestelde stoffen.
Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat de locatie dient te zijn voorzien van een vloeistofdichte voorziening in plaats van een vloeistofdichte vloer. De voorzitter zal dienovereenkomstig een voorlopige voorziening treffen.
2.5. Ten aanzien van de voorschriften 4.1.4 en 4.2.7 hebben het college en DHL ter zitting nadere afspraken gemaakt. Deze afspraken houden in dat DHL zich tijdelijk houdt aan andersluidende verplichtingen dan de aan de vergunning verbonden voorschriften 4.1.4 en 4.2.7, dat nader overleg zal plaatsvinden over de aanpassing van deze voorschriften en dat het college, gedurende de periode dat partijen in overleg zijn over de aanpassing van de voorschriften, niet ambtshalve zal overgaan tot handhavend optreden ten aanzien van de aan de vergunning verbonden voorschriften 4.1.4 en 4.2.7. Gelet hierop is er met het verzoek, voor zover het de voorschriften 4.1.4 en 4.2.7 betreft, geen spoedeisend belang gemoeid.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven van 9 april 2008, kenmerk NR 2007-022V, voor zover het voorschrift 3.1.4 betreft;
II. treft de voorlopige voorziening dat de in voorschrift 4.1.5 opgenomen zin "De locatie dient te zijn voorzien van een vloeistofdichte vloer die bestand is tegen de verlading en inwerking van de tijdelijk opgestelde stoffen" wordt vervangen door "De locatie dient te zijn voorzien van een vloeistofdichte voorziening die bestand is tegen de verlading en inwerking van de tijdelijk opgestelde stoffen";
III. wijst het verzoek voor het overige af;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven tot vergoeding van bij DHL B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Eindhoven aan DHL B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Eindhoven aan DHL B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2008