ECLI:NL:RVS:2008:BD7308

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707655/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van onderhoudsplicht waterkering door Waterschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, die op 12 oktober 2007 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de weigering van het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân om handhavend op te treden tegen het Wetterskip Fryslân met betrekking tot het onderhoud van een waterkering aan een perceel dat toebehoort aan [appellant]. Het dagelijks bestuur had op 24 april 2007 besloten om geen handhavend optreden te initiëren, omdat het Wetterskip niet in staat was om alle onderhoudsplichten gelijktijdig aan te pakken en de waterkeringen in kwestie een lage prioriteit hadden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2008 behandeld. [appellant] betoogde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid kon afzien van handhavend optreden. De Afdeling oordeelde dat het Wetterskip in strijd handelde met de Keur Wetterskip Fryslân door niet het vereiste onderhoud te plegen. De Afdeling benadrukte dat het algemeen belang van handhaving in dit geval zwaarder weegt dan de argumenten van het dagelijks bestuur om niet op te treden.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd en het besluit van het dagelijks bestuur van 29 augustus 2007 vernietigd. Het dagelijks bestuur werd verplicht om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad van State. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant]. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 16 juli 2008.

Uitspraak

200707655/1.
Datum uitspraak: 16 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2063 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 12 oktober 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2007 heeft het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd handhavend op te treden tegen het Wetterskip Fryslân (hierna: het Wetterskip) ter zake van het onderhoud van een waterkering aan het aan [appellant] toebehorende perceel.
Bij besluit van 29 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 november 2007, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. B. Hamburger, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H. de Roode, werkzaam bij het Wetterskip, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 61, eerste lid, van de Waterschapwet is het waterschapsbestuur bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de Keur Wetterskip Fryslân (hierna: de Keur) is, tenzij anders bepaald in de legger, het onderhoud als volgt geregeld: het buitengewoon onderhoud van waterkeringen berust bij het waterschap.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, voor zover hier van belang, zijn de buitengewoon onderhoudsplichtigen van waterkeringen verplicht deze in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie van de waterkering.
2.2. [appellant] is eigenaar van een perceel aan het Panhuyskanaal. Hij heeft het Wetterskip verzocht onderhoud te plegen aan de waterkering van deze watergang, omdat door het ontbreken daarvan de oever afkalft. Omdat het Wetterskip niet bereid bleek dit verzoek in te willigen, heeft [appellant] het dagelijks bestuur verzocht handhavend op te treden. Bij het besluit van 24 april 2007 heeft het dagelijks bestuur geweigerd handhavend op te treden, omdat het voor de onderhoudsplichtige publiekrechtelijke rechtspersoon het Wetterskip onmogelijk zou zijn in haar gehele werkgebied alle knelpunten tegelijk aan te pakken en de waterkeringen hier aan de orde een lage prioriteit hebben.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid heeft kunnen afzien van handhavend optreden. Daartoe voert hij in hoofdzaak aan dat het Wetterskip niet de vrijheid heeft de onderhoudswerkzaamheden te prioriteren.
2.3.1. Niet in geschil is dat waterkeringen hier aan de orde niet voldoen aan de in de legger voorgeschreven eisen en dat het Wetterskip, door niet het vereiste buitengewoon onderhoud te plegen, handelt in strijd met artikel 7 van de Keur in samenhang met de legger, zodat het dagelijks bestuur terzake handhavend kan optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich onder meer voordoen indien handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.2. Dat artikel 7, eerste lid, van de Keur primair beoogt de veiligheid te garanderen van het achterland, leidt niet tot het oordeel dat de belangen van [appellant] niet hoeven of mogen worden betrokken bij de afweging van de belangen in het kader van handhaving van de Keur. Temeer nu het belang van [appellant] niet strijdig is met de belangen waarop de Keur primair ziet.
2.3.3. Het Wetterskip heeft vanwege het achterstallig onderhoud aan de waterkeringen het buitengewoon onderhoud opgenomen in een prioriteitenschema. De werken dienen met name vanwege de financiering te worden uitgevoerd in een periode tot 2016. Daarbij heeft het Wetterskip voorrang gegeven aan de meest kwetsbare gebieden.
De omstandigheid dat sprake is van achterstallig onderhoud aan waterkeringen, komt voor rekening van het Wetterskip. Weliswaar kan het dagelijks bestuur het Wetterskip toestaan een beperkte prioritering in het onderhoud aan te brengen, maar dat het door de achterstalligheid van het onderhoud voor het Wetterskip financieel en praktisch onmogelijk zou zijn in haar gehele werkgebied alle knelpunten tegelijk aan te pakken, zodat prioritering van het onderhoud noodzakelijk is en aan de meest kwetsbare gebieden voorrang moet worden gegeven, leidt niet tot het oordeel dat daarmee sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden, dat het dagelijks bestuur voor een periode van meer jaren van handhaving heeft kunnen afzien. Mede gelet op de reeds verstreken periode waarin de waterkering hier aan de orde niet in overeenstemming met de legger is en het Wetterskip in strijd met artikel 7 van de Keur heeft verzaakt aan zijn buitengewone onderhoudsplicht te voldoen, dient het dagelijks bestuur handhavend op te treden tegen het Wetterskip. De Afdeling wijst daarbij op de imperatieve formulering van artikel 7.
De voorzieningenrechter is ten onrechte tot de slotsom gekomen dat het dagelijks bestuur niet gehouden was handhavend op te treden.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 29 augustus 2007 van het dagelijks bestuur alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Het dagelijks bestuur dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 12 oktober 2007 in zaak nr. 07/2063;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van 29 augustus 2007, kenmerk WFN0730904;
V. veroordeelt het dagelijks bestuur tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1333,18 (zegge: dertienhonderddrieëndertig euro en achttien eurocent), waarvan een bedrag groot € 1.288,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het Wetterskip Fryslân aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat het Wetterskip Fryslân aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2008
362.