ECLI:NL:RVS:2008:BD6743

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707781/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor woninguitbreiding in Breda

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 1 oktober 2007 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda, dat op 22 januari 2007 een bouwvergunning en vrijstelling verleende voor de uitbreiding van een woning op een perceel in Breda. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten om het bezwaar van de appellant ongegrond te verklaren. De appellant ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State, die de zaak op 18 juni 2008 ter zitting behandelde.

De Raad van State overwoog dat de uitbreiding van de woning op de begane grond in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Haagse Beemden", dat de bestemming "Woondoeleinden (Wo)" heeft. De Raad concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om geen nadere eisen te stellen aan het bouwplan, zoals bedoeld in de planvoorschriften. De Raad nam daarbij in overweging dat de welstandscommissie een positief advies had gegeven over het bouwplan en dat er geen bewijs was dat de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende perceel van de appellant onevenredig werden aangetast.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 juli 2008.

Uitspraak

200707781/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1777 van de rechtbank Breda
van 1 oktober 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van zijn woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft het college het door [appellant], daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door drs. S.J.C. Hovens, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghouder als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan vergunninghouder is bij het besluit van 22 januari 2007 bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van zijn woning op de begane grond en vrijstelling en bouwvergunning voor het aanbrengen van een woonlaag op de woning.
Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op de uitbreiding van de woning op de begane grond.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Haagse Beemden" geldt op het perceel de bestemming "Woondoeleinden (Wo)".
Ingevolge artikel 5, lid IV, van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van onder meer de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en hoofdvorm van hoofdgebouwen, indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
2.3. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat de uitbreiding van de woning op de begane grond zich verdraagt met het bestemmingsplan en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om aan het bouwplan geen nadere eisen als bedoeld in artikel 5, lid IV, van de planvoorschriften te stellen. Niet is gebleken dat de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende perceel van [appellant] en diens woongenot door het bouwplan onevenredig worden aangetast, mede gezien de tussen de betrokken percelen gelegen waterpartij. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de welstandscommissie een positief advies over het bouwplan heeft uitgebracht en dat niet is gebleken dat dit advies wat wijze van totstandkoming of inhoud betreft wezenlijke gebreken vertoont. [appellant] heeft geen tegenrapport overgelegd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008
202.