200707781/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1777 van de rechtbank Breda
van 1 oktober 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
Bij besluit van 22 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van zijn woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft het college het door [appellant], daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door drs. S.J.C. Hovens, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghouder als partij gehoord.
2.1. Aan vergunninghouder is bij het besluit van 22 januari 2007 bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van zijn woning op de begane grond en vrijstelling en bouwvergunning voor het aanbrengen van een woonlaag op de woning.
Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op de uitbreiding van de woning op de begane grond.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Haagse Beemden" geldt op het perceel de bestemming "Woondoeleinden (Wo)".
Ingevolge artikel 5, lid IV, van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van onder meer de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en hoofdvorm van hoofdgebouwen, indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
2.3. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat de uitbreiding van de woning op de begane grond zich verdraagt met het bestemmingsplan en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om aan het bouwplan geen nadere eisen als bedoeld in artikel 5, lid IV, van de planvoorschriften te stellen. Niet is gebleken dat de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende perceel van [appellant] en diens woongenot door het bouwplan onevenredig worden aangetast, mede gezien de tussen de betrokken percelen gelegen waterpartij. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de welstandscommissie een positief advies over het bouwplan heeft uitgebracht en dat niet is gebleken dat dit advies wat wijze van totstandkoming of inhoud betreft wezenlijke gebreken vertoont. [appellant] heeft geen tegenrapport overgelegd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008