200707569/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden,
verweerder.
Bij besluit van 4 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het houden en organiseren van evenementen, gelegen aan de [locatie], te [plaats]. Dit besluit is op 20 september 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2007, beroep ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2008, waar [appellant], bijgestaan door ing. A.J. Woertman, het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden, vertegenwoordigd door P.G.E. Aarsen en J. Gerritzen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij [vergunninghouder], in persoon, gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 3.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Ivb) zijn gedeputeerde staten van de provincie waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning ten aanzien van inrichtingen die behoren tot een categorie die daartoe in bijlage I is aangewezen.
Ingevolge onderdeel 19.2 van bijlage I van het Ivb zijn gedeputeerde staten het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen, behorende tot categorie 19.1, onder g, sub 2, voor zover het betreft terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn.
Ingevolge onderdeel 19.3, voor zover hier van belang, blijven voor de toepassing van onderdeel 19.2 buiten beschouwing terreinen die langer zijn opengesteld, indien dit een gevolg is van ruimere openingstijden gedurende ten hoogste drie weekeinden per kalenderjaar, met het oog op het houden van wedstrijden op die terreinen of het voorbereiden van zodanige wedstrijden.
2.2. Uit de aanvraag volgt dat de inrichting op vrijdag en zaterdag van 10.00 tot 19.00 uur is geopend. Daarnaast is vermeld dat de inrichting ook andere dagen van de week geopend kan zijn, maar dat dit minimaal zal zijn. Verder volgt uit 4.5 van de aanvraag dat tijdens de openstelling van de inrichting vier, drie en drie uur met onderscheidenlijk quads, buggy's en 4x4 terreinauto's wordt gereden. Nu de inrichting volgens de aanvraag meer dan drie weekeinden voor tenminste acht uur per week wordt opengesteld, is onderdeel 19.3 van bijlage I van het Ivb niet van toepassing en volgt uit onderdeel 19.2 dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland het bevoegde gezag is ten aanzien van de vergunningaanvraag, zodat het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden niet bevoegd was het bestreden besluit te nemen. Het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden heeft ter zitting heeft gesteld dat een door [vergunninghouder] ingediend akoestisch rapport aanleiding zou geven voor een ander oordeel. Nog daargelaten de vraag of met dit rapport, dat overigens na het opstellen van een ontwerpbesluit door het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden aldaar is ingekomen, de aanvraag is gewijzigd, volgt ook uit dit rapport dat de inrichting in ieder geval acht uur per week is opengesteld voor het rijden met gemotoriseerde voertuigen. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 3.1 van het Ivb en categorie 19.2 van bijlage I van het Ivb.
2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden van 4 september 2007, kenmerk 2006/5262;
III. gelast dat de gemeente Rijnwaarden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008