200707059/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Achtkarspelen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 augustus 2007 in zaak nr. 07/634 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Fryslân.
Bij besluit van 18 april 2003 heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan [appellant] op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: de Subsidieregeling) voor het tijdvak 1 augustus 2003 tot en met 31 juli 2009 een beheerssubsidie van € 10.605,42 en een toeslag ruige mest van € 2.050,44 verleend.
Bij besluit van 5 september 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) het aan [appellant] te verstrekken voorschot aan beheerssubsidie voor de periode 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006 op € 1.351,15 vastgesteld.
Bij besluit van 8 februari 2007 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2007, verzonden op 29 augustus 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 4 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 oktober 2007.
Het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord Advies te Drachten, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verheyden, werkzaam bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder t, van de Subsidieregeling wordt in deze regeling onder tijdvak verstaan een ononderbroken periode van zes jaar.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, kan de minister aan beheerders ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30.
Ingevolge artikel 26, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, wordt beheerssubsidie verstrekt voor één tijdvak.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, voor zover thans van belang, kan de beheerssubsidie op verzoek van de beheerder worden verhoogd per jaar per hectare, voor zover op het betrokken terrein of een deel daarvan op de oppervlakte van de desbetreffende beheerspakketten gedurende het desbetreffende tijdvak jaarlijks in de periode tussen 1 februari en 1 september minimaal 10 en maximaal 20 ton ruige stalmest per hectare wordt uitgereden.
Ingevolge artikel 36, voor zover thans van belang, kan de datum waarop het tijdvak aanvangt waarover beheerssubsidie wordt verleend, uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.
Uit artikel 4 van de Regeling inrichting landelijk gebied, gelezen in samenhang met de daarbij behorende bijlage volgt, voor zover thans van belang, dat de afhandeling van de onderhavige beroepsprocedure aan het college is overgedragen.
2.2. Bij besluit van 5 september 2006, zoals gehandhaafd in bezwaar, heeft de minister aan [appellant] voor de periode 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006 geen voorschot verstrekt voor de verhoging als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Subsidieregeling. De minister heeft aan die weigering ten grondslag gelegd dat [appellant] in die periode de in dat artikel neergelegde maximale hoeveelheid uit te rijden ruige stalmest van 20 ton per hectare heeft overschreden.
2.3. Niet in geschil is dat [appellant] in de periode 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006 circa 30 ton ruige stalmest per hectare heeft uitgereden, te weten ongeveer 15 ton op 3 augustus 2005 en ongeveer 15 ton op 14 juli 2006.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de door de minister aan artikel 33, eerste lid, van de Subsidieregeling gegeven uitleg in strijd is met het doel en de strekking van deze regeling. Hij voert hiertoe aan, samengevat weergegeven, dat de minister bij de beoordeling of is voldaan aan het in dat artikel neergelegde vereiste van het uitrijden van minimaal 10 en maximaal 20 ton ruige stalmest per hectare ten onrechte niet een kalenderjaar, maar de periode van 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2006 als uitgangspunt heeft genomen.
2.4.1. Dit betoog slaagt. Een beheerssubsidie wordt voor een aaneengesloten periode van zes jaren verstrekt. Het voor [appellant] geldende tijdvak loopt van 1 augustus 2003 tot en met 31 juli 2009. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat de in artikel 33, eerste lid, opgenomen zinsnede "gedurende het desbetreffende tijdvak jaarlijks" gelet op de formulering en de systematiek van de Subsidieregeling niet anders kan worden uitgelegd dan dat dient te worden uitgegaan van de binnen het desbetreffende tijdvak gelegen kalenderjaren. Voor het hanteren van gebroken beheersjaren, waarbij wordt uitgegaan van binnen het desbetreffende tijdvak gelegen jaren die aanvangen op de eerste dag van dezelfde maand als die waarin het tijdvak aanvangt, biedt artikel 33, eerste lid, anders dan het college stelt, geen grondslag. Daaraan kan niet afdoen dat de minister en het college in de praktijk bij betalingen van gebroken beheersjaren uitgaan. Hierbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat, naar [appellant] terecht heeft gesteld, de door de minister aan artikel 33, eerste lid, gegeven uitleg in strijd is met het doel en de strekking van de subsidieregeling omdat hij in dat geval binnen korte tijd, te weten eind juli en begin augustus, twee maal de maximale hoeveelheid ruige stalmest per hectare had kunnen uitrijden, hetgeen, naar door het college niet is weersproken, nadelig zou zijn voor de weidevogelstand.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 8 februari 2007 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 augustus 2007 in zaak nr. 07/634;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 februari 2007, kenmerk 06.5.0433;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Fryslân aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Fryslân aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008