ECLI:NL:RVS:2008:BD6694

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708835/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling verkeersbesluit tot aanwijzing van wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u en wijziging van het gebruik van een fietspad

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van de appellant tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van De Bilt ongegrond werd verklaard. Het college had op 15 september 2005 besloten om gedeelten van de Julianalaan en de Paltzerweg in Bilthoven aan te wijzen als wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/u geldt. Tevens werd het fietspad langs de Julianalaan opgeheven en aangewezen als voetpad. De appellant, die het niet eens was met dit besluit, had bezwaar gemaakt, maar dit werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 8 november 2007.

De appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college aannemelijk had gemaakt dat het weggedeelte van de Julianalaan zowel een verblijfsfunctie had als een beperkte functie voor doorgaand verkeer. Hij betoogde dat het wegbeeld ter plaatse dat van ontsluitingsweg was en dat de weg daarop ingericht had moeten blijven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt en dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij de beoordeling van dergelijke besluiten. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college de verkeersveiligheid op de Julianalaan op juiste gronden had kunnen waarborgen met de voorgeschreven snelheidsbeperking.

Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 juli 2008.

Uitspraak

200708835/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1012 van de rechtbank Utrecht van 8 november 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van De Bilt.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Bilt (hierna: het college), voor zover thans van belang, gedeelten van de Julianalaan en de Paltzerweg te Bilthoven aangewezen als wegen waarop maximaal 30 km per uur mag worden gereden door plaatsing van de borden model A1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het fietspad langs de Julianalaan opgeheven en aangewezen als voetpad.
Bij besluit van 9 januari 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2007, verzonden op 12 november 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door T.H. van den Hurk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) geldt voor motorvoertuigen binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 50 km per uur.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Hoofdstuk II, paragraaf 4 van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (hierna: de Uitvoeringsvoorschriften) bevat, voor zover thans van belang, voorschriften voor de toepassing van bord A1, van het RVV 1990
Ingevolge paragraaf 4, onder 1, dient de in te stellen maximumsnelheid in overeenstemming te zijn met het wegbeeld ter plaatse. Dit betekent dat waar nodig de omstandigheden op zodanige manier zijn aangepast dat de beoogde snelheid redelijkerwijs voortvloeit uit de aard en de inrichting van de betrokken weg en van zijn omgeving.
Ingevolge paragraaf 4, onder 2, aanhef en onder a, worden binnen de bebouwde kom geen andere dan de volgende maximumsnelheden vastgesteld:
- op wegvakken: 70, 30 km/h;
- bij gevarenpunten: 30, 20 km/h.
Ingevolge paragraaf 4, onder 4, voor zover thans van belang, mag Bord A1 op wegvakken slechts worden toegepast indien wordt voldaan aan de eis dat iedere weg in het betrokken gebied voornamelijk een verblijfsfunctie heeft.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat het betreffende weggedeelte van de Julianalaan zowel een verblijfsfunctie heeft als een beperkte functie ten behoeve van doorgaand verkeer. De rechtbank heeft miskend dat het wegbeeld ter plaatse dat van ontsluitingsweg is en de weg daarop ingericht had moeten blijven. Hij voert verder aan dat het betreffende weggedeelte volgens het BABW en de daarmee samenhangende uitvoeringsbesluiten niet voldoet aan de eisen om een 30-kilometerzone aan te leggen
2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 10 januari 2007 in zaak no.
200605125/1komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van zo'n besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.2.2. In de enkele stelling van [appellant] dat de verkeerstellingen die door de gemeente in de periode 19 juni 2006 tot en met 7 juli 2006 zijn uitgevoerd, onbetrouwbaar zijn, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de tellinggegevens die uitgangspunt van de besluitvorming hebben gevormd ondeugdelijk zijn. Door [appellant] zijn ook geen andersluidende tellinggegevens van een deskundige hier tegenover gesteld.
Gelet op de aard van de omgeving van de Julianalaan en de intensiteit van het gebruik hiervan door autoverkeer heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college deze op juiste gronden niet heeft aangemerkt als belangrijke ontsluitingsroute en aan het deel van de Julianalaan waarop de verkeersmaatregelen betrekking hebben voornamelijk een verblijfsfunctie heeft toegekend.
2.2.3. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college bij afweging van alle bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 september 2005 betrokken belangen, niet in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen.
Hieraan doet het betoog van [appellant] niet af, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn stelling dat de verkeersveiligheid op de Julianalaan ten gevolge van de verkeersmaatregelen negatief worden beïnvloed onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ter plaatse voorgeschreven snelheidsbeperking een gunstig effect zal hebben op de verkeersveiligheid. Dat als gevolg van de afsluiting van het fietspad, fietsers op de rijbaan zullen rijden maakt gelet op de toegestane maximum snelheid van 30 km/h voor motorvoertuigen aldaar, de vorenbedoelde belangafweging niet onevenwichtig.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008
312.