ECLI:NL:RVS:2008:BD6096

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708269/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en asielprocedure: belangenafweging bij informatieverzoeken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het verzoek om openbaarmaking van documenten in het kader van een asielprocedure werd afgewezen. De minister van Buitenlandse Zaken had op 20 juli 2006 het verzoek van [appellant] ingewilligd om in het bezit te worden gesteld van stukken die ten grondslag lagen aan een individueel ambtsbericht van 25 april 2006, maar met uitzondering van enkele passages. Na bezwaar van [appellant] verklaarde de minister dit bezwaar ongegrond op 29 september 2006. De rechtbank oordeelde op 8 oktober 2007 dat het beroep van [appellant] ongegrond was, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 4 juni 2008 en zich gebogen over de vraag of de belangen van [appellant] opwogen tegen de belangen die de minister had ingeroepen om bepaalde informatie niet openbaar te maken. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de belangen van [appellant] niet zwaarder wogen dan de belangen van de bescherming van informatiebronnen en onderzoeksmethoden. De Afdeling bevestigde dat het recht op openbaarmaking van informatie onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient, en dat de belangenafweging in dit geval correct was uitgevoerd.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet door een van de partijen vergoed hoeven te worden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juli 2008.

Uitspraak

200708269/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Oude Pekela, gemeente Pekela,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4529 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) het verzoek van [appellant] ingewilligd om in het bezit gesteld te worden van de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het in het kader van een asielprocedure opgemaakte individueel ambtsbericht van 25 april 2006, met uitzondering van enkele passages.
Bij besluit van 29 september 2006 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 november 2007, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2008.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de Wob.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, voor zover thans van belang, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
[…]
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
[…]
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.2. Bij besluit van 29 september 2006 heeft de minister zijn besluit van 20 juli 2006 gehandhaafd om een aantal passages uit de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan een individueel ambtsbericht dat is opgemaakt in het kader van de asielprocedure van [appellant], niet openbaar te maken. De minister heeft zich daarbij beroepen op de belangen gediend met de bescherming van zijn informatiebronnen en zijn onderzoeksmethoden en -technieken.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet staande kan worden gehouden dat de voor [appellant] nadelige gevolgen van het besluit op bezwaar onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Voorts voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte voorbijgegaan is aan het door hem aangevoerde algemene belang bij de openbaarmaking van de onderliggende stukken bij het individueel ambtsbericht.
2.3.1. Het recht op openbaarmaking ingevolge de Wob dient uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering, welk belang de Wob vooronderstelt. Daarom kan ten aanzien van de openbaarheid geen onderscheid worden gemaakt naar gelang de persoon of de oogmerken van de verzoeker. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het specifieke belang van [appellant] bij verstrekking van de verzochte informatie geen belang is dat mag worden betrokken bij de in het kader van de Wob te maken belangenafweging. De omstandigheid dat behalve [appellant] ook anderen belang kunnen hebben bij openbaarmaking van de door de Minister gebruikte bronnen en de gehanteerde methoden en technieken van onderzoek maakt niet dat de rechtbank de door de minister gemaakte belangenafweging anders had moeten beoordelen dan zij heeft gedaan.
De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat de vraag welk ander belang zich tegen openbaarheid verzet, door de rechter integraal dient te worden getoetst. Zij heeft in dit verband terecht overwogen dat de rechterlijke toetsing van het bestuurlijk oordeel over de vraag, of het openbaarheidsbelang meer of minder zwaar weegt dan de andere in de Wob genoemde belangen, niet afwijkt van de redelijkheidstoetsing overeenkomstig artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en dat bij die toetsing het uitgangspunt van de Wob - openbaarheid is regel - zwaar dient te wegen.
2.3.2. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de niet aan [appellant] verstrekte tekstpassages in de stukken die aan het individueel ambtsbericht ten grondslag hebben gelegen en stelt vast dat de belangen waarop de minister zich heeft beroepen, bij de informatie in deze passages aan de orde zijn.
De passages hebben betrekking op identiteit, functies en werkomgeving van vertrouwenspersonen en andere geraadpleegde bronnen en op gebruikte methoden en technieken van onderzoek respectievelijk het kennisniveau. Gelet op de inhoud van deze passages is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid openbaarmaking van deze passages achterwege heeft kunnen laten.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2008
312-440.